24 Juli [1916]. Voor een journalist wil dus naar Gent gaan zeggen, iets als oorlogscorrespondent worden, met al de gevaren, maar ook al het heroïsche, dat daar aan verbonden is.
GENT IN ZOVEEL NAMEN TUUPE TEGOARE!: EEN HOMMAGE AAN OVERLEDEN GENTSE SCHRIJVERS EN KUNSTENAARS
NieuwsVoor de Week van ‘t Gents (24/11-5/12/2024) maken we u in dit nieuwsbericht attent op enkele onvergetelijke meesters van het Gentse dialect, ter herinnering aan hun overlijden in deze periode, zoveel jaren geleden. We geven
Luc de Vos (+29.11.2014),
Romain Deconinck (+01.12.1994),
Freek Neirynck (+19.12.2019),
Walter de Buck (+21.12.2014)
de eer die hen toekomt en u kunt zich met onze leestips onderdompelen in de ‘Gênsche toale’. We vergeten ook enkele andere culturele personaliteiten niet, die ons afgelopen zomer of tien jaar geleden al verlieten:
Jan Hoet (+27.02.2014),
Daniël van Ryssel (+04.08.2024),
Yvonne Delcour (+20.08.2024),
Karel Dierickx (+06.12.2014).
Een bijdrage van onze Literair Gent-redacteur Joël Neyt verscheen in de rubriek In de kijker op www.gentleest.be/in-de-kijker
(Lees ook ons ander nieuwsbericht Joat ’t es uuk in ’t Gênsch.
“Een vertederend ruwe taal”
Het Gentse dialect kreeg in de loop der tijden vele omschrijvingen mee: het “kruimigste van al onze dialecten” schreef letterkundige Emmanuel de Bom enthousiast, “een vertederend ruwe taal” karakteriseerde Geert van Istendael het Gents, of het dialect waarvoor “de beschèèfde lui” hun neus ophalen, volgens Richard Minne, die het zelf ook niet zuiver sprak, maar zijn Pierken de Spiegeleire (in De brieven van Pierken), die toch geregeld “van pijkes geboart”, er “oepartoe” (overal) kritiek op laat geven (zie bij Marco Daane in Gent, de dubbelzinnige, 2000, p. 197). Uiteenlopende karakteriseringen, maar ook verschillen tussen het dialect van de Kuip van Gent en de volkstaal van de randwijken. Zelfs Walter de Buck kreeg het verwijt dat hij van over de Coupure kwam, van Ekkergem, en dat verschilde nogal van dat in de Brugse Poort waar ze “klappe mee n’en hete petoiter in huldre mond” of van de Meulestee en de haven, waar ze niet genoeg kregen van “ ’t hitsen en klitsen van die vette sijsse”.
het wringt zijn idioom
uit tegenspraak uit kwinkslag
uit verzet
(...)
het komt van
averechts
verklaarde dichter Roland Jooris in het gedicht “Gents” (Om Gent gedicht / sam. Guido Lauwaert, 2010). Eerste stadsdichter Roel Richelieu van Londersele verpersoonlijkte de stad ook in die richting: “als je praat bewegen de lippen van de geschiedenis” schreef hij in zijn stadsgedicht “Gent, zondag onder de steden”.
Met die gedachten in het achterhoofd maken we u attent op het herdenkingsconcert voor Luc de Vos (1962-2014) in de Lotto Arena op 5 december a.s., waar vooral de singer-songwriter aan bod komt, en op het laatste concert van Luc de Vos op de Gentse Feesten daterend van 14 juli 2014, dat gratis wordt vertoond in muziekcentrum Trefpunt volgende vrijdag 29 november om 19u; meer info bij Trefpunt.
Vergeet ook de lezenswaardige biografie over de ‘Vos van Wippelgem’ door Leon Verdonschot niet, evenmin als de vroege autobiografie van De Vos zelf, De rest is geschiedenis (2004).
Luc de Vos gebruikte wel eens Gentse woorden en uitdrukkingen in zijn colums voor het Gentse weekblad Zone 09 en ontdubbelde zijn persoonlijkheid vol zelfspot in twee personages: Vos en zijn maat Rocky. Zijn columns (ook voor andere kranten en Studio Brussel) werden gebundeld in: De verworpenen, 1995; Het werk van de duivel, 2009; en De roes van het heden, 2015; voor een vollediger overzicht van zijn werk, inclusief romans, verhalen, scenario’s, zie o.m. in de bibliotheek en op Wikipedia.
Luc de Vos werd in Gent vereeuwigd in een muurschildering door Michel Steppe bij de ingang van het wijkparkje nabij het Sluizeken, ter gelegenheid van 30 jaar Gorki in 2022.
Miesterklâsse
Maar we keren even op onze stappen terug naar de grootmeesters van het Gentse dialect en het volkstheater van de Minard in de Walpoortstraat. De meest bekende is ongetwijfeld Romain Deconinck (1915-1994), alomtegenwoordig in de Gênsche toale, als acteur en schrijver, ook radiostem en filmpersonage, in 1977 winnaar van de door Honest Arts Movement ingestelde Louis Paul Boonprijs, auteur van tientallen toneelstukken in Gents dialect en door UGent-dialectoloog Johan Taeldeman ”de ambassadeur van het Gents” genoemd. Iedere rasechte Gentenaar heeft al eens naast Romains standbeeld voor zijn “speelhuis” gestaan en in de theaterzaal van de Minard gezocht naar de plaquette voor zijn gewaardeerde echtgenote Yvonne Delcour, afgelopen zomer op 20 augustus overleden. Met haar en zijn theatergezelschap De Beren bespeelde hij decennialang onafgebroken hét podium van het Gentse volkstoneel. Wie herinnert zich niet zijn kluchtige blijspelen Mijn ma is ook agent, Saluut ‘k ga in congé, Den êwen dag kôm nie alliene, Gestampte petaters mee ajuin, Plezante Lola, enz. (zie ook in de bibliotheekcollectie.
Maar hij was ook scenarioschrijver, samen met Freek Neirynck (zie verder) bijvoorbeeld van Vader Tamboer: het leven van een marktzanger (1978). In het Gentse literaire tijdschrift Cyanuur publiceerde Romain Deconinck in 1964 (nr. 15) aan het begin van zijn carrière, een volkse Gentse ‘liefdesverkloarijnghe’, het resultaat van een romance tussen de fictieve personages Tieste en Fiene Slameur, waarbij ze elkaars negatieve voorkomen beschrijven en samen besluiten:
Al zâme vañ den ‘uuge wirreld nie,
Moâr vañ de g’iele liegste koñpanie,
Tooch zoe’k ö nuut nie wille misse
Oomda’k ö zuu vrie girre zie.
De volledige tekst werd door Frans Heymans ook opgenomen in het hoofdstuk “De taal is gans het volk” in zijn onvolprezen bloemlezing Voor den duivel geen stap achteruit: beelden van Gent in de literatuur (1992, p. 203-204).
Luk de Bruyker, alias Pierke Pierlala, medestichter en bezieler van Teater Taptoe, kroop in 2005 al in de huid van Romain voor een ‘miesterklâsse’ over Deconinck, “Ne Lieuw mee tande” in een scenario van Frank van Laecke, dat hij bijna honderd keer speelde. Op zondag 24 november duikt De Bruyker voor de Week van ‘t Gents nog eens in leven en werk van de onvergetelijke meester en bewierookt hij hem in het hommageprogramma “Retro Romain” op 1 december (zie programma Week van ‘t Gents).
In december, vijf jaar geleden, nam ook Freek Neirynck (1949-2019) onverwachts afscheid van zijn publiek. Neirynck was (toneel-)auteur-regisseur, journalist en cursiefjesschrijver, organisator en “perfesser Gênsch”; een “rebelse artistieke duizendpoot” zoals biograaf Eric Bauwens hem noemde. Neirynck werd bekend als interviewer van het jaarlijks georganiseerde Gentse Literair/Artistiek Aperitief (1975-2006) tijdens de Gentse Feesten, maar was ook tekstschrijver voor de politieke satires van dat ander Gents dialectgezelschap ’t Spelleke van Drei Kluiten. Vanaf 1973 regisseerde hij ook bij Teater Taptoe, werd er artistiek directeur en toerde met Luk de Bruyker door tientallen landen. In 1989 richtte hij in Gent het Europees Figurentheatercentrum op en initieerde het Internationaal Puppetbuskerfestival tijdens de Gentse Feesten. Recenter werd hij bekend als leermeester Gentse taal en publicist van de Gentse zakwoordenboeken. Hij ontving in het jaar van zijn overlijden een ‘Gents Handje’ van de Gentsche Sosseteit.
Freek was ook een van de vertalers in het Gents van het stadsgedicht “Gent en ik” van David Troch, dat in ruim twintig talen en dialecten werd omgezet binnen het project van zijn Gentse stadsdichterschap 2014-2016. Beluister het hier.
Een andere rebel, ook overleden in december, tien jaar geleden, is Walter de Buck (1934-2014). Best bekend als de onsterfelijke volkszanger, die de Gentse taal onsterfelijk maakte, de Gentse Feesten bij Sint-Jacobs nieuw leven inblies en met “’t Vliegerke” een officieus Gents volkslied schreef en vertolkte. Elke Gentenaar zong mee met zijn bekendste liedjes, zoals zijn stakerslied (oorspronkelijk uit 1857!) “Koevoet es beter dan boelie” (zie ook Gent, stad van opstand / Lut Depaepe, 2022, p.138), met zijn “Liedje van de zunne” of met “De Realiteit”.
Deze zachte anarchist en Gentse rebel haalde de liedjes van Karel Waeri (1842-1898), “de Gentschen Béranger” (naar het Franse voorbeeld), van onder het stof. Die kleine man met bril en viool was een chroniqueur van zijn tijd, ook een socialist in hart en nieren, die liedjes componeerde bij de vrijlating van Edward Anseele uit de gevangenis in 1887 en de eerste Nederlandse vertaling leverde van de Internationale. Hij klaagde voortdurend sociale mistoestanden aan, zoals bijvoorbeeld in “De vier getouwen” (bewerkt door De Buck op zijn LP Het nieuwe paradijs, 1974) over de werkomstandigheden van de Gentse wevers, of “De loting” (over rijke jongens die zich konden vrijkopen van legerdienst) of over het algemeen ‘enkelvoudig stemrecht’. Waeri verpakte zijn liedjes ook in allerlei ‘pikanterieën’ (zijn bekende ‘vetjes’) om veel volk op de been te krijgen, een traditie die na Walter de Buck wordt verdergezet door Wim Claeys, die ook de dagelijkse Gentse zangstonde tijdens de Gentse Feesten introduceerde op het Walter de Buckplein (vroeger Bij Sint-Jacobs).
Beeldhouwer Walter de Buck richtte aan de andere kant van de Sint-Jacobskerk, op de hoek met de Wijzemanstraat, een standbeeld voor Waeri op; meer info hierover bij Lieselot de Taeye, “Een standbeeld voor de protestzanger” in Rebellie in de Gentse letteren / Lars Bernaerts, 2023. Maar De Buck deed nog veel meer, als oprichter van het Nieuwpoorttheater bijvoorbeeld, eerste bezieler van Trefpunt en de Fanfare van de Lochte Genteneirs, initiator van Loods 13 en De Creatievloot (om jonge kunstenaars kansen te geven), aanstichter voor de reconstructie van de Barge, de beroemde luxueuze ‘trekschuyt’ uit de 18de eeuw tussen Brugge en Gent.
Niet vergeten
Afgelopen zomer, op 4 augustus, ging ook de Gentse dichter Daniël van Ryssel (1940-2024) van ons heen. Hij was vooral bekend als redacteur van het in 1963 aan de Gentse Normaalschool (Ledeganck) door Roger Serras en Jan Emiel Daele opgerichte literaire tijdschrift Yang (in 2009 na fusie met freespace NieuwZuid voortgezet als nY). In 1965 kwam het echter tot een breuk met Daele die het blad meetrok in de protestbewegingen, waardoor er tegelijkertijd zelfs twee edities verschenen, een zwarte Yang (later voortgezet als daele) en een gele Yang door Van Ryssel en Serras, die de spreekbuis werd van de nieuw-realistische poëzie (Patricia Lasoen, Roland Jooris, Van Ryssel, e.a.), later van de neoromantiek (Luuk Gruwez, Miriam Van hee, Frans Deschoemaeker). Hij stichtte ook het literair tijdschrift Amarant, werkte mee aan Ghendtsche Tydinghen en redigeerde met de Drongense letterzetter-dichter Julien Vangansbeke de Yang Poëzie Reeks, waarin ruim honderd Vlaamse en enkele Nederlandse dichters publiceerden. Maar hij maakte ook bloemlezingen in handschrift, publiceerde zijn Gents ‘dagboek’ De charmes van dagelijksheid (1976), schreef essays en biografieën, waaronder tien delen Vergeten Gentse schrijvers (2008-2013, te raadplegen bij Bibliotheek De Krook, deels eerder gepost op gentblogt).
In veel van Daniël van Ryssels dichtbundels herken je aspecten van de stad die hij maar enkele keren direct vernoemde:
Gent
je bent niet meer gelijk weleer
die trotse macht van leeuwennest
maar op de maat van mens en tijd
een stad waarin het goed is om te leven
(...)
en ieders stappen door de straten
is een stap nader tot je ziel
en straat- en hooglied voor jou geliefde
die wit en zwart nog steeds betovert
Begin- en eindstrofe, onder onmiskenbare invloed van Karel Lodewijk Ledeganck en Richard Minne, uit de dichtbundel Ik kom nooit ergens echt van pas (1981); het volledige gedicht is zowel opgenomen in Voor den duivel geen stap achteruit (1992) als in Om Gent gedicht (2010, z.o. onder). Zijn verzen zaten heel dicht op het dagelijks leven (lees Met God op de schommel, Een vierkante meter paradijs, Vlucht in de werkelijkheid, alle uit de jaren 1970-1975; in dat laatste jaar verscheen ook nog Gazettepraat, “kollages”, letterlijk samengeplakt uit snippers krantenberichten. Of de prozagedichten in zijn bundel Roman (1982), een onverholen autobiografische vertelling.
Beeldend kunstenaar Karel Dierickx (1940-2014), in hetzelfde oorlogsjaar geboren als Van Ryssel, herdenken we op 6 december. De schilder op de grens tussen figuratief en abstract, kreeg een hommage van kunstbroeder Jan Vanriet toegedicht, die onder de titel “Stropstraat” exclusief verscheen in Guido Lauwaerts bloemlezing Om Gent gedicht (2010), p. 77:
(...)
Hij boetseert de droom van Jeroen Bosch
de gedachten zijn vrij pompompom
Een keizer die letterloos grijnst
De snavel van een stil monument
Kamers in het licht van een winter
Het is allemaal mythe, zegt hij
meer niet, read my lips
Het afwezige in hem,
hoe het daarbinnen maalt
(...)
Dezelfde Jan Vanriet werkte twee jaar na Dierickx’ dood ook mee aan het ‘liber amicorum’: Karel Dierickx 1940-2014, samengesteld door Dierickx’ weduwe Griet De Cuypere.
De schilder en beeldhouwer werd in 1962 laureaat van de Jeune Peinture Belge, was tot 1999 docent aan de Gentse Kunstacademie, gastdocent in Japan en vertegenwoordigde België in 1984 op de Biënnale van Venetië. Maar hij illustreerde ook veel bibliofiele uitgaven van tijdgenoten-dichters (Roland Jooris, Leonard Nolens, Paul De Wispelaere, Chris Yperman en recenter Luuk Gruwez, Stefan Hertmans...). Hij schilderde “voor het plezier” en opzettelijk niet in het spoor van rigide kunststromingen als conceptuele kunst of minimalisme. Tot en met 22 december loopt een retrospectieve van zijn werk in galerie Maere op de Kouter.
In het jaar van zijn overlijden was werk van hem te zien in de tentoonstelling “De Zee – Salut d’honneur Jan Hoet” in het Oostendse Mu.ZEE. Jan Hoet (1936-2014) was eerder op 27 februari overleden. Beide kunstvrienden en hun publicaties staan de volgende weken centraal in de mini-expo van Bibliotheek De Krook, 2de verdieping).
Jean-Paul den Haerynck,
redacteur Literair Gent
Foto's
Interne links
[Overzichten] De gêntsche toale: overzicht gentse dialectschrijvers
[Overzichten] De gêntsche toale: dialect als schrijf- en literatuurprobleem