Men hore [Anseele] in zijn eigen taal, zijn Gents dialect, de zo soepele, kernachtige spraak, ruig en ruw, zo geestig ondeugend en slecht gemanierd, een beetje canaljeus zelfs

Paul Kenis (1930)

Terug naar index

CRICK, JEF

(Aalst, 23.10.1890 - Sint-Amandsberg, 08.06.1965, schreef ook onder pseudoniemen als Jef Studax, Elmar, Pax, Erasmic, Fra Diavolo e.a.)

Publicist, schrijver-om-den-brode, auteur van poëzie, proza (historische volksverhalen, biografieën, cursiefjes, jeugdboeken), toneelwerk, kunstkritieken en interviews. In alles was hij de volksschrijver die zich richtte tot een zo breed mogelijk publiek.
In 1917, na zijn huwelijk, vestigde Jef Crick zich in Jette (Brussel). Van 1923 tot 1927 woonde hij in enkele kamers van het toen nog vervallen (dan al bijna een eeuw leegstaande) middeleeuwse kasteel van Laarne. Van daar verhuisde hij in 1927 naar de Antwerpsesteenweg in Sint-Amandsberg en vanaf 1934 naar de Heiveldstraat (villa “Eendennest”) waar hij woonde tot zijn overlijden.
Hij werkte mee aan talrijke tijdschriften (o.m. Dietsche Warande en Belfort en Ons volk ontwaakt), was redacteur van De Standaard en nadien van Het Volk. Veel van zijn journalistieke, kunsthistorische bijdragen werden gepubliceerd in zijn tweedelig Kunstalbum : leven en werken onzer beeldende kunstenaars (1932-1935). Verder publiceerde hij, als ijveraar voor de herwaardering van het Campo Santo in Sint-Amandsberg, in de reeks “Campo-Santo” kleine monografieën over grote Vlamingen die daar begraven liggen (4 dln, 1945-1948), o.m. over Jan Frans Willems, Karel-Lodewijk Ledeganck, Ferdinand August Snellaert, Flor en Prudens van Duyse en anderen.
Verzekens (1910 en 1911) is een bundeling van zijn beste gedichten; na 1918 hield hij de poëzie echter grotendeels voor bekeken. Pax (1917 en 1921, met muziek van H. Verschoor) is een lyrisch kerstspel, in 1953 nog als kunstoratorium uitgezonden door het N.I.R. Van zijn kunsthistorische werken is Petrus Paulus Rubens, de roman van zijn leven (1943 en 1947) het meest bekend. In 1943 dichtte hij een Kantate gewijd aan Jan Frans Willems, waarvoor R. Herberigs de muziek schreef.

De ridder en de jonkvrouw

Zijn verblijf in het “spookkasteel” van Laarne en de studie van oude archiefstukken, leverden hem zijn meest bekende, driedelige roman De ridder van het kasteel van Laarne: een roman uit de 16de eeuw (1933) op. Het is het verhaal van de 16de-eeuwse Laarnse ridder, hoogbaljuw en vertegenwoordiger van Alva in deze streek – en van diens dochter Monica die smoorverliefd is op jonker Willem van Hembyze, zoon van de Gentse Jan van Hembyze. Deze boeiende roman evolueert tegen de achtergrond van de tumultueuze gebeurtenissen uit die tijd, de genadeloze strijd tussen de geuzen en de aanhangers van de Spanjaarden, de beeldenstorm, vervolging, foltering en terechtstelling. Een belangrijk deel ervan speelt zich af in Gent.
Dit historisch verhaal kende als publicatie een opmerkelijk leven. Aanvankelijk werd het (van 18 september 1932 tot 5 juni 1933) door de auteur zelf in eigen beheer gepubliceerd in 39 wekelijkse afleveringen, onder de “reeks”titel Romans voor ons volk (afl. 1 en 2) en vervolgens Romans: Geen rijker kroon, dan eigen schoon. Bij elke aflevering was een deeltje van zijn reeds vermeld Kunstalbum gevoegd. De nummers waren rijkelijk geïllustreerd met houtsneden en platen van tal van kunstenaars, vrienden van de auteur. In de afleveringen 18 en 20 (resp. 9 en 23 jan. 1933) en 37, 38 en 39 (resp. 22 en 29 en 5 juni 1933) gaf Jef Crick zijn bronnen voor dit werk aan en deed hij het verhaal van zijn verblijf in het slot en van de vele kunstenaars die hem daar kwamen bezoeken.

In 1933 werd de roman als boek gepubliceerd. Twee jaar later, in 1935, kreeg Jef Crick er de Karel Barbierprijs van de (toen nog) Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde voor. In 1944 volgde de tweede editie, ingekort en bewerkt, onder de titel Monica: roman uit de 16de eeuw. In 1954 publiceerde D.A.P. Reinaertuitgaven (Brussel) een derde editie. Twee jaar later bewerkte hij het verhaal voor opera; Lode van Dessel zorgde voor de muziek en de Koninklijke Gentse Opera creëerde het werk als De jonkvrouw van Laarne. Nog later bewerkte Crick het verhaal als “kleur-, vuur- schimmenspel”. Zo werd het in 1958 als Monica opgevoerd in het voorhof van het kasteel van Laarne en nadien als tv-spel uitgezonden door de Vlaamse televisie.
Jef Crick eindigde zijn leven in stilte en schamelheid. Om rond te komen moest hij geleidelijk aan zijn kunstverzameling verkopen. Na de fusie van gemeenten (1975) eerde het Gentse stadsbestuur zijn nagedachtenis met een “Jef Crickstraat”, de verbinding tussen de Heiveldstraat en de Victor Braeckmanlaan in Sint-Amandsberg. Hij werd begraven op het Campo Santo (Sectie C4-2).

[Frans Heymans]

Over Jef Crick:

  • F. de Vleeschouwer: Jozef Crick, in: Nationaal biografisch woordenboek, dl. 6 (1974), p. 168-174

Interne links

[Fragmenten] Beeldenstorm
[Fragmenten] Op de brandstapel
[Fragmenten] Klokke Roeland (16de eeuw)