Voor ons is elke stad, elk park, ja, elk punt ter wereld, een Gent. Voelen we ons misschien niet voortdurend belegerd? En is niet ieder van ons een stad, een kasteel, langs alle kanten belegerd?

Nikos Kachtitsis (1953)

Terug naar index

COURTMANS-BERCHMANS, JOANNA DESIDERIA

(Oudegem, 06.09.1811 - Maldegem, 22.09.1890)

Schrijfster van gedichten, toneelstukken, schetsen en vooral sociaal-moralistische tendensverhalen en -romans. Zij was, naast de gezusters Loveling, een van de zeldzame Vlaamse vrouwelijke auteurs in de 19de eeuw.
Johanna Desideria Courtmans-Berchmans kreeg haar opleiding in het Frans en kende lange tijd enkel het lokale (Nederlandstalige) dialect. Op 16-jarige leeftijd ging zij haar eigen weg, trok naar Baasrode en vervolgens, vanaf 24 april 1835, naar Gent waar zij woonde tot 1844, eerst in de Gelukstraat, bij kantwerkster Colette Tanghe (“tante Colette” in haar brieven) en vervolgens in de Colpaertsteeg, nabij de Coupure en het Gentse Rasphuis. In 1836 huwde zij met Jan Baptist Courtmans. In 1839 publiceerde zij haar eerste dichtstukje in het Nederduitsch letterkundig jaarboekje. Haar echte literaire carrière begon echter pas rond haar vijftigste.
Haar eerste werkjes waren gekunsteld, in onbeholpen Nederlands geschreven. Haar man – leraar Nederlandse taal- en letterkunde en gedurende jaren secretaris van de in 1836 opgerichte Gentse Maetschappij van Vlaemsche Letteroefening – bracht haar de beginselen van het Nederlands én van het schrijven bij. Via hem kwam zij ook in contact met de Gentse kopstukken van de Vlaamse Beweging: Jan Frans Willems, Ferdinand Snellaert, Prudens van Duyse, Frans Rens en anderen. In 1842 maakte zij in Gent kennis met de Duitse folklorist Johann W. Wolf die 9 door haar vertelde volkssagen zou opnemen in zijn bundel Niederländische Sagen (1843).

In haar werk schetst Courtmans-Berchmans vaak de (haar bekende) levensomstandigheden van de gewone man of de lagere burgerij. Meestal stelde zij het geïdealiseerde buitenleven tegenover het veel meer bedreigende leven in de stad.
Haar belangrijkste werk is Het geschenk van den jager. Zij kreeg er in 1865 de vijfjaarlijkse staatsprijs voor Vlaamse letterkunde voor (periode 1860-1864). Vanaf juli 1864 verscheen het als feuilleton in de Gazette van Gent. Dit was ook eerder met andere van haar werken gebeurd, zo met De burgemeester van 1819 (Gazette van Gent, maart 1861) en Edeldom (Gazette van Gent, november-december 1861).
Het leven in Gent komt in verschillende van haar werken voor, soms als minder bepalende omgeving (bv. in de novelle Eens is genoeg), soms zeer duidelijk zoals in de novelle Griselda (1863) en in de roman Het geschenk van den jager (1864).
In haar historische roman Berta Baldwin (1871), over de strijd van de Kerels van Vlaanderen tegen de Fransen in de 14de eeuw, voert zij Jacob van Artevelde op met een redevoering waarin hij toelicht waarom Gent afzijdig bleef in de Slag bij Kassel (1328). Artevelde bepleitte er vooral het stopzetten van de onderlinge twisten onder de Vlaamse steden.
Haar Verhalen en novellen werden door W. Rogghé (op de Kalandenberg) uitgegeven in 22 delen (1883-1890), haar Volledige prozawerken in 33 delen (1923 e.v.). Verscheidene van haar werken werden vertaald in het Frans en in het Duits.

Voor Griselda putte de schrijfster uit eigen ervaring van vóór haar huwelijk, toen zij diende bij verschillende gezinnen. Zij liet Griselda achtereenvolgens bij enkele Gentse kleinburgerlijke families werken, wat haar de gelegenheid gaf, deze milieus met kennis van zaken te schetsen.

Het geschenk van den jager beschrijft het leven van de Gentse fabrieksarbeiders en hun gezinnen uit de buurt van de Muidenpoort. Armoede drijft hen naar de Berg van Barmhartigheid (het pandjeshuis, de bank van lening) en dat stoot hen nog dieper in de put vermits zij daar hoge intresten moeten betalen. Bovendien vergeten zij zo dat alleen spaarzaamheid en orde hen kan redden. Deze deugden zijn buitenlieden meer eigen; in de dorpen kàn o.m. meestal geen beroep worden gedaan op pandjeshuizen. In dit werk beschrijft zij o.m. een armtierige steeg die erg geleek op de Gelukstraat waar zij zelf enkele jaren woonde.

Aan de Vlaamse Kaai staat nog een op het einde van de 19de eeuw gebouwde “villa” (thans nr. 93) die, “Villa Vrouw Courtmans-Berchmans” is genoemd. Ze is versierd met een borstbeeld en met het opschrift Oost West / ’thuis best / Salvé.

[Frans Heymans]

Over Johanna Desideria Courtmans-Berchmans:

  • Jos. van Hoorde-de Coninck: Vrouwe Courtmans-Berchmans, haar leven en hare werken (1883)
  • Stijn Streuvels: Over Vrouwe Courtmans (1911)
  • Julius Pee: Mevrouw Courtmans: een letterkundige studie (1933)

Interne links

[Fragmenten] In het Muidepoortje
[Fragmenten] Gent, de bandhond
[Fragmenten] Segher de Kortrijkzaan
[Fragmenten] Griselda in den dienst der Engelsche dames