Voor ons is elke stad, elk park, ja, elk punt ter wereld, een Gent. Voelen we ons misschien niet voortdurend belegerd? En is niet ieder van ons een stad, een kasteel, langs alle kanten belegerd?

Nikos Kachtitsis (1953)

LEESTIP VAN DE WEEK (12)

Nieuws

Stijn Streuvels

Wie van de middelbare schooltijd vergeten is dat Streuvels’ verhalen getekend werden door het harde plattelandsleven en de soms fatale verbondenheid met de natuur, kan nog kennis maken met de heruitgegeven novelle Het leven en de dood in den ast (1926, herdr. 2016), of de meesterlijke roman De vlaschaard (1907) van onder het stof halen, of het boek De teleurgang van de waterhoek (1927) eens lezen in plaats van de verfilming ‘Mira’ te streamen.
Maar Streuvels bezocht ook enkele keren de stad Gent, ontmoette er vrienden-literatoren en beschreef er zijn ervaringen. Onder de titel Hoe men schrijver wordt (opgenomen in *Herinneringen uit het verleden, 1924) schetste hij zijn eerste kennismaking met de bekende Vlaamse schrijvers Emmanuel de Bom en Karel van de Woestijne in Gent. Het tweetal vroeg de nog weinig ervaren schrijver zelfs meteen om mee te werken aan het prestigieuze literaire tijdschrift Van nu en straks. Het relaas werd – iets uitgebreider – herdrukt in het boek In levende lijve (1966).
In de door Marcel de Smedt in 2017 nog heruitgegeven memoires
In oorlogstijd (deel 2, 1915-1918) vertelde Streuvels over zijn moeizame tocht, via het in 1914 bezette Gent, naar Amsterdam, waar zijn vrouw en zijn kinderen verbleven. Het uitzicht der dingen (1906, als Het uitzicht opgenomen in Land en leven in Vlaanderen*, z.d.) beschrijft het Leie- en het Scheldelandschap in de omgeving van Gent.

Wie wat dieper wil graven dan de verhalen en romans, vindt ongetwijfeld zijn gading in de afleveringen van het Jaarboek-van-het-Stijn-Streuvelsgenootschap, dat al sinds 1995 verschijnt.

Lees het volledige lemma over Stijn Streuvels op [Literair Gent]literairgent.be/lexicon/streuvels-stijn

Freddy de Vree

Hij schreef zowel in het Nederlands (De vergeten vingers (toneel,1960); De erfgenamen van de dood (sleutelroman over Zaïre), als in het Frans (Blues pour Boris Vian (essay, 1965), Mots pour Karin, (poëzie, 1963) en vertaalde gerenommeerd werk van Stefan Themerson en Georges Bataille.

In 1985 schreef hij met Claus onder het collectieve pseudoniem Conny Couperus de persiflerende misdaadroman Sneeuwwitje en de leeuwerik van Vlaanderen, evenals het verhaal Pallieterke en de S.S. (later opgenomen in Bloed op het strand, een prozabundel van diverse auteurs, Arbeiderspers)

Hoofdstuk 5 van Sneeuwwitje... speelt deels in Gent: de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, het “Glazen straatje” (Gentse prostitutiebuurt) en de Gentse baliepleiter John Bultinck duiken in het verhaal op. Bekende personages zijn de Belgische politicus Paul van den Boeynants en de Vlaamse marktkramer en charmezanger Eddy Wally.
De Vree recenseerde ook kunst en literatuur voor het Gentse dagblad Vooruit. Zijn werk is recent weer opgemerkt door de Gentse schrijver Christophe Vekeman (in: Leven is werk, 2009).

Lees meer over Freddy de Vree en Conny Couperus in het Lexicon van Literair Gent:
literairgent.be/lexicon/de-vree-freddy
literairgent.be/lexicon/couperus-conny

Nog meer smaakmakers en een ruimere bio-bibliografie staan op https://schrijversgewijs.be