(…) aan de ingangspoort van de courantdrukkerij was er eene herrie. Plots vloog, achter ons, de deur der redactiezaal open (…). De Duitschers zijn daar!… Ze zijn op ’t stadhuis!

Jozef de Graeve (1919)

Terug naar index

VON GOETHE, JOHANN WOLFGANG

(Frankfurt am Main, 28.08.1749 - Weimar, 22.03.1832)

Als Duits dichter, dramaturg en romanschrijver werd Goethe (zoals hij gebruikelijk kortweg wordt genoemd) in een eerste periode de bezieler van de Sturm und Drang, d.i. een stroming in de Duitse literatuur en de muziek in de tweede helft van de 18de eeuw, gekenmerkt door de passie voor de natuur; de emoties overheersen de ratio, het verstand.
Zijn vroege belanstelling voor alchemie, astrologie en occulte filosofie, evenals zijn wetenschappelijk onderzoek inspireerden grote delen van zijn meesterwerk Faust. In Weimar, waar hij van november 1775 tot aan zijn overlijden woonde, oefende hij voor graaf Karel-August het ministersambt uit, wat in die tijd een diplomatieke functie was. Zijn aandacht voor Charlotte von Stein belette hem niet naar Italië te reizen, waar hij zijn meesterwerken voor het toneel voltooide, behalve Faust ook Egmont, Tasso en Iphigenia. Zijn vriendschap voor Schiller, tot diens vroege dood in Weimar in 1805, tekende de bloeitijd van Goethes classicisme in proza, poëzie, romans en wetenschappelijke essayistiek.

Johann Wolfgang von Goethe en Gent

Goethes historische drama Egmont (met t) gaat over de gevolgen van de beeldenstorm in de 16de eeuw. De historische figuur Lamoraal, graaf van Egmond (met d) en Gavere (1522-1568) staat centraal in het stuk waarin Gent viermaal bij naam wordt vermeld.
In het eerste bedrijf, eerste toneel (we korten af als I, 1) spreekt een Hollandse soldaat, Buyck, over Egmont die de nieuwe psalmen niet verbiedt: “In Gent, Ieper en door heel Vlaanderen zingt iedereen ze die daar zin in heeft, zelfs luid”.
In II,1 – op een openbaar plein – luidt het: “Heeft de Brusselse burger niet een ander recht dan de Antwerpenaar? De Antwerpenaar dan de Gentenaar?”
In II, 2 – in Egmonts woning – leest zijn secretaris een verslag voor over de beeldenstorm in Gent en omliggende.
In V, 1 – op straat – men mag de naam van Egmont niet meer uitspreken of men wordt aangehouden als vijand van Alva. Egmonts geliefde herinnert eraan hoe het volk vroeger jubelde wanneer het luidop klonk: Egmont komt! Hij komt uit Gent!”

Behalve genoemde concrete vermeldingen van Gent, zijn vooral de niet letterlijk verwoorde verbanden met deze stad belangrijk.
De échte Egmond (met d), ook legerleider, werd na zijn overwinningen op de Fransen in 1557 te Saint-Quentin en in 1558 te Grevelingen door Filips II als stadhouder (gouverneur) van Vlaanderen en Artois benoemd. In die functie stond hij aan het hoofd van de Spaanse troepen in de Lage Landen en was hij (onder het regentschap van Margareta van Parma) praktisch verantwoordelijk voor het beteugelen van de rebellie, ook in Gent. Naar deze functie wordt menigvuldig verwezen in de volkse scènes van Goethes drama.

Uitgerekend het traag beteugelen van de beeldenstorm in Gent was de directe aanleiding om de in onze gewesten geliefde [maar volgens Filips II al te tolerante] Margaretha van Parma te vervangen door de onverbiddelijk strenge hertog van Alva. Deze laatste stelde Egmond rechtstreeks verantwoordelijk voor de rebellie te Gent.

Dit was het drama van Egmond: hij had zijn trouw aan Filips II ten volle bewezen en hij bewees die nog ten tijde van Alva. Bij het volk was hij zeer populair, vooral omdat hij de Fransen had verslagen. Zijn verdraagzaamheid – als katholiek tegenover de protestanten – werd hem echter fataal: hij werd beschuldigd van landverraad, in Gent (en niet in Brussel, zoals Goethe het voorstelt) gearresteerd en opgesloten in het Spanjaardenkasteel (d.i. in de omgeving van het huidige Dampoortstation, op de plaats van de voormalige Sint-Baafsabdij – thans rest enkel nog een stenen bastion, ingewerkt in de kaaimuur van de Pauwvaart; met een gedenksteen aan de andere oever). Samen met nog meer edelen uit de Nederlanden – niet alleen met Hoorne – werd Egmond op 5 juni 1568 op de Brusselse Grote Markt onthoofd. Goethe plaatste de houding van Egmond (maar ook deze van Willem van Oranje, die gevlucht was vóór Alva’s komst) politiek en ethisch op het voorplan in zijn Egmont.

In het toneelstuk is Egmont bevriend met de zoon van Alva, wat een belangrijk dramatisch gesprek mogelijk maakte over de tweestrijd van Alva jr. tussen enerzijds de gehoorzaamheid die hij zijn vader verplicht was en anderzijds zijn vriendschap voor Egmont en zijn zin voor rechtvaardigheid. Dit gesprek liet Goethe toe, de vrijheid van religie in de Nederlanden tot in het detail uiteen te zetten. De tekst leverde een belangrijk historisch-democratisch document op.

[Nicole Verschoore]

Over Johann Wolfgang von Goethe:

  • J. Schneider: Goethe, Johann Wolfgang von, in: Moderne encyclopedie der wereldliteratuur, dl. 3 (1965), p. 299-312. Uitvoerige bijdrage over Goethe, met bespreking van (o.m.) Egmont en met ruime bibliografie
  • Herman Grimm: Goethe: leven en werk (1981)
  • Rudolf Steiner: Goethes wereldbeschouwing (1983)
  • Boudewijn Büch: Goethe en geen einde (1990)
  • Paul Pelckmans: De ambitie van Werther: een wandeling langs de tederheidscultuur (1996)
  • Henk E.S. Woldring: Faust en levenskunst: praktische filosofie van Goethe (2005)