Voor ons is elke stad, elk park, ja, elk punt ter wereld, een Gent. Voelen we ons misschien niet voortdurend belegerd? En is niet ieder van ons een stad, een kasteel, langs alle kanten belegerd?

Nikos Kachtitsis (1953)

Terug naar index

TOLLENS, HENDRIK

(Rotterdam, 24.09.1780 - Rijswijk, 21.10.1856)

De Nederlander Hendrik Franciscus Tollens Caroluszoon noemde zich als autodidactisch dichter, vertaler en toneelschrijver Hendrik Tollens Cz. Hij werd opgeleid als verfhandelaar in Amsterdam, maar woonde vanaf 1846 in Rijswijk.
Hoewel hij een aanhanger was van de Verlichting en secretaris van de patriotten, keerde hij zich weldra af van de Franse Revolutie. Tot 1806 werkte hij vooral voor de schouwburg en schreef vijftien toneelspelen, die hij later veelal vernietigde. In 1827 ging hij van de rooms-katholieke kerk over naar de hervormde.

Hij debuteerde in 1799 met gedichten en publiceerde tussen 1800 en 1805 drie deeltjes Proeve van minnezangen en idyllen, vooral huiselijke poëzie. Maar zijn daaropvolgende vaderlands getinte bundel Gedichten (1808) maakte hem tot de voornaamste volksdichter van Nederland. Daarin stonden populaire, historisch-stichtelijke stukken als “Willem I”, “Overwinning bij Nieuwpoort”, “Egmond en Hoorn”e. In 1818 verschenen nog enkele bundels Romancen, balladen en legenden en vijf jaar later dichtte hij zelfs een “Feestzang op de Boekdrukkunst”.
Door enkele filantropische gedichten, vooral zijn “Bedelbrief in den langen winter van 1844 en '45”, en door het jubellied “'s Konings komst tot den troon” (1815, over Willem I, koning der Nederlanden) werd hij in heel Nederland razend populair. Hij vertaalde op latere leeftijd ook veel Liedjes van Matthias Claudius (1832).
Tollens’ Gezamenlijke Dichtwerken (in 12 delen) werden in 1855-1857 uitgegeven, maar bleken allesbehalve volledig. Hij wordt vandaag vooral herinnerd om zijn heroïsch verhalend gedicht “De overwintering der Hollanders op Nova Zembla in de jaren 1596 en 1597”, dat ca. 1820 ontstond.

In 1815 werd Tollens bekroond met de prijs voor het beste volkslied: “Wien Neerlandsch bloed”. Hij kreeg standbeelden in het Museum Boijmans Van Beuningen en in Rotterdam en ook het kruis van commandeur van de Nederlandse Leeuw (zie huldedicht van Willem Hendrik Warnsinck uit 1816). Zijn begrafenis werd een nationale gebeurtenis. Zijn werk is internationaal vertaald. In het zog van Busken Huets kritiek werd Tollens’ romantisch gerichte werk nadien echter totaal verguisd.

Hendrik Tollens en Gent

Tollens werd in Rotterdam geboren uit Gentse ouders van zeer bescheiden stand. Th. Schellinck, de Gentse archivaris van Sint Baafs en neef van Tollens, wees erop dat de Nederlandse dichter over zijn Gentse afkomst een vers maakte dat hij op 26 september 1850 aan de Gentse dichter Prudens van Duyse stuurde: “Aan 't wijd beroemd en grijze Gent./ Daar is mijn voorzaats naam bekend; / Ik heb in d’aadren Belgisch bloed”.

Met betrekking tot Gent schreef Tollens over de Vrede van Doornik (1385) en over het overleg van de Gentenaars met koning Filips van Bourgondië onder de wat vreemde titel “De voetbal der Gentenaars”. Het gedicht werd in 1819 bekroond met de gouden erepenning van de Hollandse Maatschappij van Fraaije Kunsten en bood opnieuw een proeve van exemplarisch heldendom. Het werd in 1856 opgenomen in zijn Laatste gedichten.

Bij de Belgische omwenteling in 1830 flakkerde zijn nationaliteitsgevoel nog eens onverwacht fel op en oefende hij nog enige invloed uit in Vlaanderen, o.a. op de gezusters Loveling.

[Jean-Paul den Haerynck]

Over Hendrik Tollens:

  • Cyr. Mareel: H. Tollens’ Vlaamsche afkomst, in: ‘t Getrouwe Maldeghem, 29.05.1898, op internet: http://mail.maldegem.be/websitemaldegem/getrmaldegem/1898_05_29.pdf
  • J.G. Frederiks & F. Jos. van den Branden: Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde (1888-1891), p. 788
  • K. ter Laan: Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid (19522), p. 530
  • G.J. van Bork & P.J. Verkruijsse: De Nederlandse en Vlaamse auteurs van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs (1985), p. 567-568
  • A. Bogaers: Levensberigt van Hendrik Tollens Caroluszoon, in: Handelingen der jaarlijksche vergadering van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde…, jrg. 1857, p. 103-116, zie op dbnl:http://www.dbnl.org/tekst/_jaa002185701_01/_jaa002185701_01_0021.php