De Tigris en de Euphrates vergaderen ineen, ghelijc te Ghend de Leye ende de Schelde

Joos van Ghistel (ca. 1485)

Terug naar index

SANDERUS, ANTONIUS

(Antwerpen, 15.09.1586 - Affligem, 16.01.1664, eigenlijk Antoon Sanders)

Geschiedschrijver, theoloog en dichter die vooral in het Latijn maar ook wel eens in het Nederlands schreef. Zoals gebruikelijk in die tijd, verlatijnste hij zijn naam.
Hij werd geboren in een Gentse familie, tijdens een verblijf in Antwerpen. Nadien keerden zijn ouders terug naar Gent. Antonius zelf beschouwde en noemde zich dan ook overtuigd Gentenaar.
Hij begon Latijnse studies in Oudenaarde en voltooide ze in het Gentse jezuïetencollege. Nadien studeerde hij Filosofie in Douai, waar hij in 1609 magister artium (meester in de kunsten) werd. Daarna studeerde hij Godgeleerdheid aan de Leuvense universiteit. Van 1615 tot 1618 was hij pastoor in Sleidinge. Inmiddels keerde hij geregeld voor korte perioden terug naar Gent. In 1623 werd hij, door toedoen van de Gentse bisschop Antoon Triest, aalmoezenier en secretaris van kardinaal Alfons de la Cueva (die in de Nederlanden gouverneur was van de Spaanse koning Filips IV). Twee jaar later werd hij kanunnik van de hoofdkerk van Ieper, in 1637 bibliothecaris en nadien ook scholaster (leraar) van het kapittel van deze kerk.
In 1654 legde hij zijn religieuze functies neer, kreeg de post van boekkeurder (een soort censor, met het oog op het al dan niet toekennen van de toestemming tot drukken) en vestigde zich in Brussel.
Gedurende al die tijd had hij zich ook ijverig toegelegd op de geschiedenis van onze gewesten. Verarmd door het bekostigen van de publicatie van zijn werken vestigde hij zich in de benedictijnerabdij van Affligem, waar hij op 77-jarige leeftijd overleed.
Sanderus mag een zeer bedrijvige auteur worden genoemd. De door Victor Fris vermelde lijst van zijn gepubliceerde en niet gepubliceerde werken is zonder meer indrukwekkend. In dit Literair Gent belichten wij vooral zijn band met Gent.

De auteur

Zijn vroege werk bestond hoofdzakelijk uit Latijnse poëzie, talrijke lofdichten, opgedragen aan hertogen, koningen, keizers en andere invloedrijke personen.
Zijn belangrijkste poëtisch werk was Primitiae variorum poematum (1612) waarvan Poemata (1621) een vermeerderde editie was en dat in Opuscula minora (1651) met nog andere geschriften werd aangevuld.
Van zijn vele andere, theologische, historische en bibliografische werken vermelden we het theologische Diversche bemerckinghen door de welcke den mensche comt tot oprechte kenisse van Godt en van sy selven (1626), Gandavum (1624, d.i. een geschiedenis van Gent), en Bibliotheca Belgica manuscripta (1641, 2 dln), een werk over Vlaamse bibliotheken in kerken en kloosters en van particulieren.
Al vroeg had hij zich met ijver toegelegd op het onderzoek en de studie van de geschiedenis. Zijn hoofdwerk is ongetwijfeld het nog steeds gekende Flandria illustrata (1641-1644, in 2 delen).

Victor Fris noemde Sanderus een “flatteur et loueur”. Zonder twijfel had hij reeds bijbedoelingen met zijn vroege lofdichten. Al vleiend bedelde hij om financiële steun of andere gunsten, aanvankelijk om zijn studies te betalen, later om zijn historisch onderzoek te kunnen verrichten en om de publicatie van zijn werken te bekostigen.

Flandria illustrata

Deel 1 van dit werk bevat de biografieën van de graven van Vlaanderen en de beschrijving van Brugge, Gent, Ieper en het Brugse Vrije (d.i. de streek rond Brugge, begrensd door de Noordzee, de Westerschelde en de IJzer). Deel 2 behandelt de overige gebieden van Vlaanderen.
Voor Gent verklaart hij de naam van de stad, schetst hij haar geschiedenis en haar “regering” (bestuur) én beschrijft hij talrijke gebouwen (o.m. gildenhuizen, kerken, het Belfort, bruggen...). Verschillende dorpen rond Gent (huidige deelgemeenten) worden afzonderlijk behandeld. Verder somt hij de vooraanstaande Gentenaars op (ook talrijke auteurs die elders in Literair Gent een eigen bijdrage krijgen).
Van dit werk verscheen in 1735 een met ander werk van Sanderus aangevulde, driedelige editie. In hetzelfde jaar werd een gedeeltelijk Nederlandse bewerking van deze laatste editie gepubliceerd onder de titel Verheeerlijkt Vlaandre (met het Gentse gedeelte van p. 124-146) . In 1980 verscheen deze editie als fotomechanische herdruk, in 2 delen (deel 2 bevat de vroegere delen 2 en 3). Voor de illustratie (talrijke fraaie gravures, portretten, plattegronden, kastelen, kerken en kloosters) deed Sanderus een beroep op verschillende kunstenaars.
Om de enorme kosten te dekken, verbonden aan de voorstudie voor, en de publicatie van dit werk, vroeg Sanderus steun aan de talrijke in het boek beschreven gemeenten. De stad Gent kende hem een bedrag toe van 300 florijnen en later nog enkele malen een kleiner bedrag.

Bij dit alles moet er op worden gewezen dat de Flandria illustrata, inhoudelijk vooral compilatiewerk was, niet altijd zorgvuldig bijeenbrachte informatie uit de talrijke publicaties van anderen die hij vooraan in deel I (1641) vermeldde. De blijvende waarde van het werk ligt niet zozeer in de historische gegevens maar wél in de meestal minutieus getekende illustraties.

Eene librarie in de stede van Ghendt

In dit Literair Gent mogen zeker ook de brief én het tractaat die Sanderus in 1633 vanuit Brussel zond aan het Gentse stadsbestuur, niet onvermeld blijven. De in het Nederlands geschreven brief is gericht aan de “Edele ende Weerde Heeren”, de schepenen vander keure [= schepenen die zich bezighielden met strafrecht en conflicten inzake burgerlijk recht] der stad Gent. Hij herinnerde hen in die brief aan de eertijdse belofte, op aandringen van “diversche heeren van qualiteyt”, om binnen de stad Gent een openbare bibliotheek op te richten. Die belofte was nog steeds niet nagekomen. Sanderus deed een oproep om alsnog een openbare bibliotheek te stichten, “tot ghemeyne [gemeenschappelijk] ghebruyck der insetenen der stede van Ghendt, ook tot cieraet der selver stede...”. Hij ondertekende de brief met “Antonius Sanderus, ghentenaer, canonyck der cathedrale kerke van St-Marten, tot Ypere”.
Sanderus voegde aan deze brief een Latijns tractaat van 38 bladzijden toe, Dissertatio paraenetica pro instituto bibliotecae publicae Gandavensis (1633), waarin hij het nut van een dergelijke bibliotheek uitvoerig uiteenzette. Hij beschreef daarin de grootste bibliotheken sedert de oudheid, gaf aanduidingen over de wijze waarop de Gentse bibliotheek kon worden opgericht en georganiseerd, vermeldde talrijke vooraanstaande bibliothecarissen en bibliofielen en somde een hondertal bibliografieën en documentaire werken op.
Het manuscript van de begeleidende Nederlandstalige brief wordt bewaard in het Gentse Stadsarchief. (SAG reeks 2/2 - Autografen).

De stad Gent eert hem nu nog met een straatnaam in de wijk de Muide.
In 1825 schilderde Jozef Paelinck een portret van Sanderus, in opdracht van Charles van Hulthem en naar een oud aquarel. Het schilderij bevindt zich nog steeds in het Gentse Museum voor Schone Kunsten (inventaris S-137).

[Frans Heymans]

Over Antonius Sanderus:

  • Prudens van Duyse: Brief van Sanderus over eene stadsbibliotheek te Gent, in: Belgisch museum, dl. 6 (1842), p. 323-324. Gedrukte versie van de brief uit 1633
  • Victor Fris: Sanderus, Antonius, in: Biographie nationale de Belgique, dl. 21 (1911), kol. 317-367
  • Alfons Van Werveke: Bijdragen tot de geschiedenis en de oudheidkunst van Vlaanderen (1927), p. 205-210
  • Marcel Augustijn Nauwelaerts: Sanderus, Antonius, in: Moderne encyclopedie der wereldliteratuur, dl. 7 (1972), blz. 501
  • Carlos De Vleesschauwer: De Flandria illustrata van Antonius Sanderus, in: Archief- en bibliotheekwezen in België, (1978), afl. 1-2, p. 1-114