De belfried van Gent. De klok. Klokke Roeland. Kleppen. Luiden. Lui——den!
Kleppe brand en luide storm in Vlaanderland. Jazzstorm.

Paul van Ostaijen (1919-1921)

Terug naar index

MARIËN, FONS

(Duffel, 22.04.1955 - )

Na zijn studie Germaanse Filologie aan de Gentse universiteit bleef hij in deze stad wonen, eerst in de Jan zonder Vreesstraat, daarna in de Meersstraat en sedert 1994 aan de Eedverbondkaai. In 1979-1980 was hij actief als leraar, daarna als redacteur voor Test-aankoop en vanaf 1984 als bestuurssecretaris bij de toenmalige BRT, waar hij bij de persdienst werkte, bij interne en externe relaties en sinds 2003 als webredacteur bij Klara.
Hij is oprichter, secretaris en webmaster van de Gentse Leeskring.

Hij publiceerde vooral in De Nieuwe, in Muziek & woord en in De Morgen. Voor het Radio 1-programma Het einde van de wereld maakte hij een reeks bijdragen over Federico Garcia Lorca (1997). De laatste jaren schreef hij vooral reisverslagen en bundelde hij zijn Spaanse omzwervingen in De omweg naar Gent (2002). Twee fragmenten daaruit verschenen in Kreatief en Deus ex machina. In het slothoofdstuk “Een tuin in Gent” trekt hij parallellen tussen de stad en de taal en demonstreert hij hoe men vreemde steden aanleert vanuit de eigenheid van de eigen leefkamer. Een opsomming van Gentse refuges bewijst dat zijn stad vele steden tegelijk is: van het berookte café van Studioskoop via het jaagpad langs de Leie in Drongen tot het exotisme in de oriëntaalse tuin van hotel Gravensteen.

Tussen zijn filosofische bedenkingen in De slaap van de rede brengt monsters voort (2019) en een kritisch essay over het maatschappelijke thema Ik ben geen witte man: over racisme en woke-activisme verscheen Mariëns novelle April: (een verhaal over poëzie en parfum) (2020). Dat laatste boek speelt zich grotendeels af in het Gent van eind jaren 1990. Zijn hoofdpersoon, stadsklerk en dichter Marcel van Kwikkelberghe, legt het aan met de jonge freelance journaliste Veerle, maar bezoekt opvallend vaak het parfumverkoopstertje Mireille en denkt nog aan de jonge flamencodanseres Pilar waarop hij in Granada verliefd was. Ook de auteur zelf, Fons Mariën, dringt nog het verhaal binnen om de relatie van Marcel en Veerle onder druk te zetten.

[Jean-Paul den Haerynck]

Over Fons Mariën: