Mijn gezant vermoordden ze, mijn kasteel verbrandden ze / (...) God sta bij de heer die 't als lot beschoren kreeg / te tuchtigen zulk een bende.
MAES, PIERRE
(Gent, 18.12.1887 - Oostende, 25.03.1968)
Schrijver en journalist die opgroeide in het cultuurminnend milieu van de Gentse Franstalige bourgeoisie. Hij woonde met zijn familie in de buurt van het Zuid en het huidige Muinkpark. Zijn laatste gentse adres was de Dwarsstraat (nu de Guldenspoorsstraat). Halverwege de jaren ’20 verhuisde hij definitief naar Oostende.
Vanaf 1906 studeerde hij politieke wetenschappen aan de Gentse universiteit maar hij voltooide deze studies niet. Hij was lid van de Société générale des étudiants libéraux en schreef in de jaarlijkse almanak van die vereniging. Twee van zijn artikelen uit 1908 werden ook afzonderlijk uitgegeven: Enquête sur la littérature belge d’expression française en L’oeuvre de Madame Blanche Rousseau.
Zijn belangrijkste werk was de biografie Georges Rodenbach, 1855-1896 (1926). Naast deze omvangrijke studie publiceerde hij nog talrijke andere bijdragen over de auteur van Bruges-la-Morte, zo bijvoorbeeld de voorwoorden in diens bloemlezingen Evocations (1924) en Choix de Poésies de Georges Rodenbach (1948). Tevens werkte hij mee aan speciale nummers over Rodenbach, van de tijdschriften La Nervie (zie de aflevering l juli/augustus 1923) en Épîtres (november 1948).
In 1934 publiceerde hij Un ami de Stendhal : Victor Jacquemont, een biografie van de Franse naturalist Victor Jacquemont (1801-1832), waarvoor hij de Grand Prix de l’Académie Française kreeg.
Hij werkte eveneens mee aan verschillende periodieken, waaronder Mercure de France, Gand Artistique, Le Carillon en Cassandre.
Zijn enig werk dat als fictie kan omschreven worden is Dialogues provinciaux (1928). Het is geschreven in de vorm van een dialoog tussen twee veertigers. Ze wisselen van gedachten over diverse onderwerpen, waaronder de stad Ieper, de Gentse floraliën, en schrijvers zoals Grégoire Le Roy en Charles Baudelaire.
Hij vertaalde ook twee werken van Cyriel Buysse en één van Stijn Streuvels. Van Buysse waren dat Het ezelken ( = Le bourriquet, vert. in 1920) en De nachtelijke aanranding (= L’aggression nocturne, verschenen in het tijdschrift Les oeuvres libres, december 1931); van Streuvels Langs de wegen (= Sous le ciel de Flandre, vert. 1933 te Brussel). Voor het vinden van equivalenten van Streuvels’ woordenschat ging Maes – althans volgens de Oostendse schrijver Karel Jonckheere – op zoek naar dialecten in de streek van de Somme.
Tenslotte schreef hij een bijdrage voor Trésors des béguinages, de catalogus van de tentoonstelling die in 1961 plaatsvond in het Gentse Museum voor Schone Kunsten.
Op 25 maart 1968 werd hij vlakbij zijn woning in de Euphrosina Beernaertstraat in Oostende aangereden door een vrachtwagen en overleed enkele uren later.
[Tristan Maes]
Over P. Maes:
- Camille Hanlet: Pierre Maes, in: Les écrivains belges contemporains de langue française,1800-1846, dl. 1 (1946), p. 905
- Pierre Maes, in: Bibliographie des écrivains français de Belgique (1881-1960), dl. 4 (M-N) (1972), p. 6-7
- Karel Jonckheere: Waar plant ik mijn ezel? (1974), p. 51-55
- Robert O.J. Van Nuffel: Pierre Maes, in: Nouvelle biographie