een plein in de stad waar de liefde je loutert, / een liefde die geen blad voor de mond neemt, / een mond die zich aanbiedt, een kus op de Kouter.

Lut de Block (2002)

Terug naar index

HAMELINK, JACQUES

(Driewegen, Terneuzen 12.01.1939 -)

Nederlands dichter, romancier, essayist, auteur van verhalen en toneel. Zowel in zijn eerste verhalenbundel Het plantaardig bewind (1964), bekroond met de Vijverbergprijs en de Van der Hoogtprijs, als in zijn debuutroman Ranonkel, of de geschiedenis van een verzelving (1969) beheersten natuurkrachten de mens in een bizarre verbeeldingswereld. Voor zijn dichtbundel Gemengde tijd : 1978-1983 (1984) ontving hij de Herman Gorterprijs in 1985. Zijn literair-poëtische opvattingen verwoordde hij in de essaybundels De droom van de poëzie (1978) en In een lege kamer een garendraadje (1980, bekroond met de Busken Huetprijs). In 1988 werd zijn gehele werk onderscheiden met de Constantijn Huygensprijs. In zijn latere poëzie schiep hij onder meer een “hernieuwde taal” (in Zilverzonnige en onneembare maan, 2001) of verkende hij verre werelden zoals het keizerlijke China (in Kinksteen van Ch’in, 2003).

Jacques Hamelink en Gent

In de dichtbundel Herinnering aan het verdwenen licht (1986), een hommage aan zijn overleden vader Jan, verbond Hamelink Gentse beelden en plaatsen met het voor hem vertrouwde Zeeuws-Vlaamse kust- en grensgebied. Enerzijds bood de Maagd van Gent (zowel symbool en wapenschild van Gent als bekende plek en fietsroute in de grensstreek) bescherming aan zijn vader in het gedicht Sint Jan. Anderzijds bleek de Gentse kanaalzone (ter hoogte van Terdonk en het kanaal Gent-Terneuzen) gevaarlijk in het gedicht Auto-ongeluk.

Het meest sobere maar niettemin prachtige “Gentse” gedicht, Crypte van de Sint-Baafs te Gent, verscheen reeds in 1984 in de bundel Gemengde tijd. Het zien van de fresco’s en het horen van gezang in de crypte brachten de dichter een moment van onthechting en rust. Het gedicht verenigt of mengt het eeuwige (het tijdloze) en het alledaagse (het tijdgebondene). Op die manier past het ook inhoudelijk bij de opzet en de titel van de bundel.

Het religieuze icoon bij uitstek, het Lam Gods, maar ook de Gentse Feesten en andere monumenten kregen een prominente, symbolische betekenis in het speels-anekdotische en tegelijk ingetogen Folklore imaginaire de Flandre (1997). In deze poëziebundel (geschreven door een zogenaamde fictieve dichter A.D. of Aarnout Dees), creëerde Hamelink een rustplaats voor zijn overleden zoon Asael; te midden van een Zeeuws en vooral Vlaams cultureel-historisch landschap.

[Joël Neyt]

Over Jacques Hamelink:

  • Yves T’Sjoen: Oogonnavolgbare perspectieven, in: Poëziekrant, jrg. 20 (1996) nr. 2, p. 26-27
  • Ron Elshout: Iemandsgedichten als huldeblijk, groetenis: over de poëzie van Jacques Hamelink, in: Ons erfdeel, jrg. 40 (1997) nr. 3, p. 351-361
  • Kees van Domselaar: Jacques Hamelink, in: Kritisch lexicon van de moderne Nederlandstalige literatuur. Losbladige uitgave