En is het niet aan het oude ras van trotse burgers, aan de verbeten, bijna religieuze arbeidslust (...), dat de stad die morele, intellectuele en fysieke kracht dankt.

Giuseppe Ungaretti (1933)

Terug naar index

GOUDESEUNE, KOENRAAD

(Ieper, 23.02.1965 - Gent, 9.12.2020)

Vlaams dichter, prozaschrijver en auteur van brieven.
Zijn eerste poëzie verscheen in de tijdschriften Dietsche warande & Belfort en het Nieuw wereldtijdschrift.
In 1993 debuteerde hij met Vuile was, een verzameling autobiografische verhalen over zijn jeugdervaringen in de jaren zeventig en tachtig. Daarop volgden in 1998 de dichtbundel Dat zij mij leest, in 1999 de verzameling brieven Onuitputtelijk wat wij over de liefde zeggen, in 2005 zijn tweede dichtbundel, Zen uit eigen werk en in 2007 zijn tweede autobiografische verzameling brieven Het boek is beter dan de vrouw (2007).
Goudeseune onderscheidt zich door een voortreffelijke taalbeheersing. Zijn stijl getuigt van vakmanschap en is doorspekt met aparte ironie, sarcasme, verbittering en een zekere lijdzaamheid. Liefdespijn is een belangrijk thema, zowel in zijn proza als in zijn poëzie.

Koenraad Goudeseune en Gent

Vermits hij niet kon aarden in de volgens hem banale en kleinburgerlijke Westhoek, vestigde hij zich 1989 in Gent (de Kogelstraat), in de stad die “als je in West-Vlaanderen woont, de enige aantrekkelijke stad [is] die vlakbij ligt”, aldus de auteur in een interview in City Guide (2005, zie documentatiemap in het Poëziecentrum). In 1992 verhuisde hij naar de Heershagestraat, vervolgens naar de Begijnhoflaan (1993- ), de Groendreef (1995- ) en de Voorhoutkaai (2001).
Inmiddels had hij uit geldgebrek een huis gekraakt aan de Brugse Poort en werkte hij later onder meer als kelner, nachtwaker, taxichauffeur en medewerker in het Kunstencentrum Vooruit.

Zijn liefde voor Gent is niet onverdeeld. Wel waardeert hij dat hij met de fiets naar de bioscoop, de bibliotheek of naar zijn stamcafé Het Gouden Hoofd in de Slachthuisstraat kan.
Veel minder enthousiast is hij over de restauratie van de historische kern.
In het gedicht Gent, opgenomen in de bundel Dat zij mij leest, mijmert hij over het Lam Gods en over zichzelf. Schuilen voor de regen vindt hij de enige goede reden om een bezoek te brengen aan de Sint-Baafskathedraal. In het gedicht Vroeger, uit dezelfde bundel, karakteriseert hij kernachtig het Gentse dialect: "dat je ademde in dat/ potdicht Gents".
In Winnen zou al mooi zijn (verhaal, verschenen in het tijdschrift De Brakke Hond, nr. 88, 2005, p. 87-95) hekelt hij herhaaldelijk de bewering dat Gent de gezelligste stad van Vlaanderen zou zijn.
In een gedicht Het Toreken (op zijn blog http://hetboekisbeterdandevrouw.web-log.nl/), staart hij naar de vogels in een winters stadsbeeld en port hij in gedachten de duiven aan “Vlieg toch op beesten, / vlieg naar het Toreken / op de Vrijdagmarkt. / Schijt op het PoëzieCentrum”.
En in zijn Toesrpaakje, niet gehouden bij de nieuwjaarsreceptie van de Macharius (http://www.decontrabas.com/dekleinezaal/gedichten_koenraad_goudeseune/, p. 2) heeft hij het over de middelmatigheid van de Gentenaar, de Gentse Feesten en de Gentse miskenning van auteur Karel van de Woestijne.

[Alain Goublomme]

Over Koenraad Goudeseune: