Men hore [Anseele] in zijn eigen taal, zijn Gents dialect, de zo soepele, kernachtige spraak, ruig en ruw, zo geestig ondeugend en slecht gemanierd, een beetje canaljeus zelfs

Paul Kenis (1930)

Terug naar index

GEIREGAT, PIETER

(Gent, 25.02.1828 - Gent, 19.02.1902)

Kaarsenmaker, vanaf 1855 journalist, redacteur en vervolgens hoofdredacteur bij de Gazette van Gent. Schrijver van toneelstukken, volksverhalen en zedenromans.
Hij was een wegbereider voor belangrijke schrijvers als Hendrik Conscience en Eugeen Zetternam. Geiregats verhalen werden echter nog te licht en in geschrifte vooral te volks bevonden.

Hij debuteerde met de historische gruwelroman Ridder Geeraerd (1848), die zich in de middeleeuwen afspeelde. Contrastief daarmee was bv. zijn zedenschets De duivenmelkers(1855).

Geiregat schreef naast enkele essays, ook behoorlijk veel toneelstukken, zangspelen (i.s.m. Karel Miry), talloze korte verhalen en volksvertellingen, in een brede waaier van historische en andere, vaak fantasierijke onderwerpen en genres. Van zijn hand kwamen ook enkele publicaties over maatschappelijke vraagstukken en vertalingen van Duits en Frans toneelwerk, maar bij voorbeeld ook de tekst van Hippoliet van Peenes “grand opéra” *Charles-Quint* (1857).

Pieter Geiregat en Gent

Als typische volksschrijver schreef hij over de wereld van de – veelal Gentse – kleine middenstand en de arbeiders, zie het exemplarische Het huisgezin van eenen fabriekswerker (1853). Hij deed dat zowel in verhalen voor kinderen, jongeren als volwassenen die zelf amper de edele kunst van het lezen beheersten. In die sector slaagde hij er moeiteloos in, bomvolle zalen op zijn hand te krijgen. Voor zijn verhalen, moralistische novellen, realistische zedenromans en toneelwerk verkende hij alle hoekjes en kantjes van de échte volkse krant de Gazette van Gent die hij leidde. Hij hoedde er zich wel voor, enige elitaire ambitie tentoon te spreiden.

In hetzelfde jaar van zijn debuutroman verscheen ook de Gentse vertelling Het volksmeisje (1848), die later – in 1861 – als “blijspel met zang” werd opgevoerd in de Minardschouwburg. Naast historische stukken over De graven van Egmont en Hoorne (1860), Maximiliaen van Oostenryk (1863) en Karel de Stoute (1876), staan enkele in direct verband met Gent, zo bv. Keizer Karels doopdag (z.d.), of het geschiedkundige drama Philips van Artevelde (manuscript in de UGent).
In 1866 wijdde Geiregat “ter gelegenheid van het eerste bezoek van HH.MM. Leopold II en Maria Hendrika als Koning en Koningin der Belgen en hun verblijf te Gent, den 9 en 10 juli 1866” naast een Inhuldiging-tekst ook twee toneelspelen aan het gebeuren: De hovenier van Laken en Leve de Koning! Dit laatste geschrift typeerde hij als “bijdrage tot de Gentsche feesten”, maar hij bedoelde hiermee uiteraard de toenmalige koningsviering te Gent en niet de traditionele Gentse Feesten.

[Frans Heymans & Jean-Paul den Haerynck]

Over Pieter Geiregat

  • [Anoniem]: Geiregat, Pieter, in: Schrijversgewijs, zie op internet: http://schrijversgewijs.be:geiregat-pieter
  • Karel Wauters: Het Vlaamse fictionele proza van Conscience tot Loveling, in: Ada Deprez: Hoofdstukken uit de Vlaamse letterkunde in de 19de eeuw, dl. 1 (1999), over Pieter Geiregat op p. 237-240