… vrees voor 't zelfbehoud? O neen, neen, van wat belang is thans desnoods een menschenleven min of meer. Doch... al die arme jongens prijs gegeven aan verminking en aan dood!

Virginie Loveling (1914)

Terug naar index

EEMAN, JACQUES

(Gent, 10.03.1892 - Gent, 29.01.1982)

Gentse, Franstalige jurist, dichter en schrijver van reisverhalen. Hij zette zich in voor het behoud van diverse monumenten in de Gentse binnenstad.

Jacques Eeman studeerde tot 1919 rechten aan de Gentse universiteit en haalde daarna ook een bachelordiploma in de kunsten, in Cambridge (Engeland). Hij werkte eerst als advocaat aan de Brusselse balie, later als rechter in Antwerpen. Hij werd vooral bekend als rechter van het Internationaal Gerechtshof in Caïro (Egypte) – de zogenaamde "gemengde tribunalen", tot deze afgeschaft werden door het verdrag van Montreux in 1936. Hij werd gehonoreerd als Officier in de Leopoldsorde, Grand Officier de l'Ordre du Nil en ontving de Belgische Orde van Verdienste.
Jacques had nog vijf broers, waaronder Harold Eeman [zie aldaar]; ze werden gezamenlijk opgenomen in de erfelijke adel in 1958.

Hoewel Jacques Eeman het grootste gedeelte van zijn professionele leven doorbracht in Caïro, reisde hij vaak rond in het Midden-Oosten. Hij schreef daardoor naast juridische bijdragen ook drie reisreportages, soms meer poëtische romans dan verslagen van zijn reizen door Europa, Azië en het Midden-Oosten. Hij gaf daarbij een gedetailleerd beeld van de toenmalige toestand van steden en landen, met alle mogelijke adviezen voor bezoekers. Die reisverhalen zijn doorspekt met persoonlijke kennis en interpretatie van geschiedenis, mythologie en godsdienst.
In 1961 verscheen Sillage et Pistes: Europe et Asie, in 1974 Le Liban ancestral en drie jaar later L’Égypte immémoriale (in de reeks La pensée universelle, 1977), dat door Magazine littéraire werd omschreven als ‘Hier et aujourd'hui en Egypte avec un voyageur passionné’.

Jacques Eeman en Gent

Hij werd geboren op de Recollettenlei 3 (of 5?), als oudste van de zes zonen van Eugène Guillaume Eeman (1856-1933) en Augusta van Oost (1868-1968). Zijn vader startte, als eerste in België, het specialisme neus-, keel- en oorziekten van de Universiteit Gent en werd er na de Eerste Wereldoorlog korte tijd rector (1921-1923).

Uit het boek My Younger Years van zijn broer Harold Eeman, weten we dat Jacques ook school liep in het jezuïetencollege Sint-Barbara. Jacques had op zeer jonge leeftijd al interesse om te schrijven, bijvoorbeeld een reisverhaal na een kort bezoek aan de Ardennen. Op school speelde hij samen met zijn broer de twee koningskinderen in het stuk Les enfants d'Edouard (1895) van Casimir Delavigne. Ze lazen elkaar nog meer klassieke toneelstukken voor over de (toen gloednieuwe) telefoonlijn.

Een van zijn vroegste publicaties blijkt het gedicht “Le chemin dans le soir” in het tijdschrift Le Thyrse (1913/ nr.14). Verder weten we dat hij eveneens op jonge leeftijd al schilderde en aan tentoonstellingen deelnam, o.m. in 1917 in zaal Taets in de Zonnestraat. Jacques Eeman correspondeerde ook met Roger Kervyn de Marcke ten Driessche, en met de Franstalige schrijvers Marie Gevers en Franz Hellens [zie aldaar].

Na zijn pensionering woonde Jacques Eeman opnieuw in Gent, samen met zijn jongere broer Harold, op de hoek van de Jacobijnenstraat en Onderbergen.
In 1953 hoorde Jacques Eeman van de op handen zijnde afbraak van Het Pand (het voormalige Dominicanen- of Predikherenklooster). Hij begon een jarenlange campagne om deze sloop tegen te houden en het gebouw als monument te doen klasseren, wat lukte in oktober 1956. Hij schreef daartoe talrijke artikels in Le Metropole om het Gentse publiek warm te maken om het gebouw te redden, gebruikte daarnaast zijn connecties in het Brusselse en het Gentse, herhaaldelijk verwijzend naar de tekeningen van het Pand in de Flandria Illustrata van Sanderus. Nadat officiële bescherming van het gebouw bekomen was, voerde hij verder campagne tegen de verloedering en instorting van het gebouw met onder meer een ludiek artikel over “De Alpijnse tuin in het Pand”, bestaande uit een botanische beschrijving van alle begroeiing op de aanwezige puinhopen. Dit gedeelte werd daarna effectief snel aangepakt.

De Zwarte Doos (Archief Gent) bezit een schenking van Philippe Eeman, de zoon van Jacques’ jongste broer Christian, met de door Jacques Eeman verzamelde documentatie uit deze periode. Zijn inspanningen en deze van vele anderen werden beloond; het archief sluit immers af met een artikel van 26 maart 1971 met een foto van de kraan bij het aanvatten van de restauratie.
Daarnaast had Jacques Eeman ook aandacht voor de Poeljemarkt en andere Gentse locaties; zijn naam als “monumentenzorger” lijkt welverdiend.

[Herbert de Vleeschouwer]

Over Jacques Eeman:

  • Jacques Eeman: Un nouveau jardin public, in: Le Métropole (07.07.1959)
  • Société pour le Progrès des Études philologiques & historique: Revue belge de Philologie et d’Histoire = Belgisch tijdschrift voor Filosofie en Geschiedenis, jrg. 40 (1962), nrs 3-4, p. 1045
  • Geoffrey Handley-Taylor (International Biographical Centre): Who’s who in Poetry (1977), nr. 5, p. 132
  • Archief Gent: Archief Jacques Eeman, “monumentenzorger” uit Gent (Privé-archieven, nr. PA_DKF_023_020-22)
  • Voor de correspondentie, zie bij Archives & Musée de la Littérature: opac.aml-cfwb.be
  • wiki/Lijst_van_Belgische_adelsverheffingen_1958

Interne links

[Auteurs] Eeman, Harold