… vrees voor 't zelfbehoud? O neen, neen, van wat belang is thans desnoods een menschenleven min of meer. Doch... al die arme jongens prijs gegeven aan verminking en aan dood!

Virginie Loveling (1914)

Terug naar index

CARRETTE, MARTIN

(Deinze, 13.02.1951 - Deinze, 28.01.2016)

Vlaams dichter, schrijver van kortverhalen en columnist. Hij woonde te Deinze en was daar sedert 1973 leraar Nederlands-Engels aan het Sint Hendriks-Zusters Maricoleninstituut.

In 2006 debuteerde Martin Carrette met Boswording, een bundel met 12 sonnetten, reis-, liefdes-, en natuurgedichten. Deze bundel werd omschreven als “een poëtische wandeling door zijn geboortedorp Zeveren”.
Twee jaar later verscheen de bundel Echo’s van Raveel e.a.: twaalf triptieken (2008) waarin hij de relatie legt tussen poëzie en schilderkunst.
Voor zijn leerlingen schreef hij het toneelspel Marieke, een meisje uit Nijmegen, een hedendaagse hertaling van het mirakelspel Mariken van Nieuwmeghen.
Op 10.05.2009 werd een gedicht van hem opgehangen aan de muur van een vervallen bakkerij in Doel, waar door dichters en beeldende kunstenaars actie werd gevoerd tegen het verdwijnen van dit polderdorp. In 2011 verscheen de dichtbundel De kleinmansuite.

Op 28 januari 2010 werd Martin Carrette aangesteld als eerste stadsdichter van Deinze. Hij kreeg de opdracht stadsgedichten te schrijven en poëzie in de regio te promoten. Maar hij deed meer dan dat: hij zette Deinze door vele activiteiten mee op de Vlaamse poëziekaart. Zijn stadsgedichten werden gebundeld in Alles viel samen (2013). Bovendien werden haiku’s van Martin Carrette op bronzen klinknagels in de Markt van Deinze vereeuwigd. Nog geen maand na zijn overlijden verscheen postuum zijn bundel Dubbel spel (2016).

Naast de Basiel de Craeneprijs voor debutanten (2001) behaalde Martin Carrette nog andere poëzieprijzen, zo o.m. in Izegem (2006), Harelbeke (2007), Merendree (2007), Sint-Niklaas (2009, Culturele Centrale Boontje) en in Nederland in Den Haag (2008) en Zeist (2014). Vijf jaar na zijn overlijden werd Carrette in het Leietheater in Deinze feestelijk herdacht, m.m.v. zijn opvolgers-stadsdichters Luc C. Martens en Steven Vandeputte.

Martin Carrette en Gent

Hij studeerde Germaanse filologie aan de Gentse universiteit.
In zijn bundel Echo’s van Raveel e.a.staan twee gedichten waarin hij naar Gent verwijst. In het eerste, Gent, schaterend (p. 14) roept hij het beeld op van de stad, zoals die weerkaatst wordt in de spiegel van haar wateren.
In het tweede, Kunstnotities : met dank aan Raveel, Claus en co (p. 35) verwijst hij impliciet, niet zozeer naar de stad als dusdanig maar wel (in de versregel “helers zijn ze, goede moordenaars”) hetzij naar de Gentenaar Hugo Claus, met zijn toneelstuk Het lied van de moordenaar (1956), hetzij naar de eveneens Gentenaar Jef Geeraerts met zijn Gangreen 2. De goede moordenaar.

Een van Carrettes laatste gedichten, "Zo'n dag waarover men zou kunnen zingen", gaat over de Vlaamse wielerklassieker Gent-Wevelgem, zelfs specifiek die van 2015, gewonnen door Luca Paolini. (Zie voor het gedicht in bibliografie hieronder en vergelijk met het gelijknamige gedicht van de jonge Tom Lanoye [zie aldaar]). Naast verwijzingen naar het Vlaamse weer tijdens de lentewielerkoersen, met reminiscenties aan bekende liedjes van Jacques Brel, Bob Dylan en Willem Vermandere – i.t.t. de eerste twee niet bij naam genoemd – , komt de Gentse stormklok, Klokke Roeland, een centrale rol spelen in dit ‘wielergedicht’, waarbij onvermijdelijk ook de naam valt van (Albrecht) Rodenbach [zie aldaar].

[Rita Boone en redactie]

Over Martin Carrette: