11 September [1914]. Op straat durf ik het [dagblad] niet te ontplooien (…) Dat ik het op zak heb, is voor mij het bewijs dat Gent niet is ingenomen.
BOENS, DAAN
(Oostende, 04.06.1893 - Gent, 28.01.1977)
Vlaamsgezind toneel- en poëzieschrijver, pacifist, journalist en politicus.
Nadat hij in Oostende lager en middelbaar onderwijs genoot, studeerde hij vanaf 1911 kunstgeschiedenis en oudheidkunde aan de Luikse universiteit. Gelijktijdig volgde hij de tekenacademie, eveneens in Luik, de enige universiteit waar dit vak werd gedoceerd.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog bracht hij het tot korporaal. In 1918 werd hij getroffen door een Duitse gasaanval. Uit protest tegen de taaltoestanden in het leger sloot hij zich aan bij de Frontbeweging (later partij), groepering van Vlaamse soldaten aan het IJzerfront.
Het leven in de loopgraven, zijn onvrede met genoemde taaltoestanden, zijn overtuigd antimilitarisme en tenslotte zijn politiek en maatschappelijk engagement, niet het minst voor de situatie van de “kleine man”, dit alles was beslissend voor zijn verdere loopbaan. Zijn pacifisme bracht hem ertoe om na de oorlog, samen met Paul van Ostayen, toe te treden tot de Vlaamse afdeling van de “Clarté”, een antimilitaristische groepering van intellectuelen.
Op politiek gebied zetelde hij voor de Belgische Werkliedenpartij in de West-Vlaamse Provincieraad (vanaf 1921), in de Kamer van Volksvertegenwoordiger (1925-1929) en in de Oostendse gemeenteraad (1926-1932). Hij pleitte o.m. voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit, het oprichten van volksbibliotheken, het bouwen van meer goedkope woningen en een betere vergoeding voor oorlogsslachtoffers. Het verlies van zijn Kamerzetel in 1929 betekende het einde van zijn politieke loopbaan. Ontgoocheld aanvaardde hij een baan als redacteur bij het blad Vooruit, waar hij van 1929 tot 1940 werkte als redactiesecretaris en beheerder voor de krant en van haar uitgeverij Het Licht.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef hij werken voor de door de Duitse bezetter gecontroleerde Vooruit, wat hem na de oorlog in moeilijkheden bracht: hij werd veroordeeld maar in beroep vrijgesproken. Nadien zou hij een tijdje in de zakenwereld werken maar in 1952 werd hij bibliothecaris en adviseur bij de Centrale van de liberale vakbonden.
Literator
Gedurende gans zijn loopbaan was hij cultureel actief en schreef hij vooral gedichten en enkele toneelstukken.
In zijn gedichten verheerlijkte hij aanvankelijk (in vrije verzen) het humanitarisme en vervolgens de arbeid en de sociaal-democratie. Later neeg zijn poëzie meer naar het expressionisme en werden zijn gedichten eenvoudiger en strakker van vorm (o.m. in kwatrijnen en sonnetten). Hij publiceerde een twintigtal bundels, o.m. Van glorie en lijden (1917), De verrijzenis (1920), De late passagier (ca. 1928) met daarin de cyclus Het lied van den proleet, Klaarten (1939, zijn doorbraak), Lof van het kwatrijn (1967) en Kwatrijnen integraal (1973).
Zijn toneelwerk, o.m. De man die zijn vrouw verkocht (1931), in hetzelfde jaar nog herwerkt tot opera met muziek van Willem Pelemans en – steeds in 1931 – het massasspel in verzen Koning Arbeid, kende minder succes.
Hij werkte mee aan verschillende tijdschriften, o.m. Goedendag, Nieuw leven, De Boomgaard, Opstanding (uitgegeven door Clarté), Klaverendrie, De Vlaamse gids, Pan-II en andere.
Daan Boens en Gent
In 1927 verhuisde hij van Oostende naar Gent waar hij aanvankelijk in de Academiestraat woonde, vanaf 1932 aan de Groot-Brittanniëlaan, na zijn pensionering (1960) in de Veldstraat en vanaf 1964 in de Sint-Niklaasstraat.
Naar aanleiding van het gulden jaarfeest der Vlasbewerkersvereniging Gent schreef hij in 1925 de Jubelcantate voor de vlasbewerkers (met muziek van Jef van der Meulen) en in 1931 volgde Koning Arbeid dat in Feestlokaal Vooruit werd gecreëerd en dat in 1932 voor 1500 man werd opgevoerd in de Gentse Wielerbaan.
In 1935 richtte hij mee de in Gent gevestigde Radio Vlaanderen op. Van 1962 tot 1965 was hij redactielid van Pan : Oostvlaams bulletin voor letteren en kunst dat in 1963 een speciaal nummer over hem publiceerde.
In 1955 kreeg hij voor zijn bundel Nocturnen de prijs van de Vereniging van Oostvlaamse Letterkundigen en in 1968 werd hem de literaire prijs van de stad Gent toegekend voor zijn bundels Vensters op mijn ziel (1965) en Lof van het kwatrijn (1967).
Hij werd ter aarde besteld op de Westerbegraafplaats van Gent, graf nr. 5602.
[Denise de Weerdt]
Over Daan Boens:
• Jan Samijn: De geschiedenis der Socialistische Vakvereeniging van de Vlas bewerkers en bewerksters te Gent (1925), p. 165-172
• Daan Boens, in Pan, jrg. 10 (1963), nr. 3, p. 1-32. Speciaal nummer
• De gedichten van Daan Boens : letterkundige prijs der stad Gent, in: Cahiers de la Biloque, jrg. 20 (1970) nr. 2, p. 89-91
• Jan Vercammen: Daan Boens, in: Oostvlaamse literaire monografieën. Dl. 2 (1978), p. 139-168
• Nele Demaegdt: Biografie van Daniël Felix Boens (1981). Universiteit Gent, oefening 1ste Kandidatuur (1980-1981)
• Jacques Mertens en R[ené].F. Lissens: Boens, Daniël Felix (Daan), in: Nationaal biografisch woordenboek, dl. 15 (1996), p. 75-78.
• Nele Bracke: Daan Boens, in : Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Dl. A-F (1998), p. 524
• Documentatiemappen in de AMSAB, Instituut voor Sociale Geschiedenis, in de Stedelijke Openbare Bibliotheek en in het Poëziecentrum