… vrees voor 't zelfbehoud? O neen, neen, van wat belang is thans desnoods een menschenleven min of meer. Doch... al die arme jongens prijs gegeven aan verminking en aan dood!

Virginie Loveling (1914)

Terug naar index

ALBERT, ISIDOOR

(Gent, 03.04.1864 - na 1930?)

Gents auteur van vooral toneelwerk en van novellen, gedichten en liederen.

Zijn gedichten en novellen werden gebundeld in Langs naakte dreven (1887) en Herfstnevelen (1894). Hij schreef een twintigtal toneelwerken, hoofdzakelijk over historische, sociale en klassieke onderwerpen, zoals De armen van Parijs (1891, bekroond) en Hugh Scott (1895). Dit laatste was een populaire en vaak herdrukte bewerking “voor werkmanskringen”, van Hendrik Peeters’ drama De lichttoren.
Zijn stukken waren vaak melodramatisch en conservatief-moraliserend, zelfs tegen de kinderarbeid verzette hij zich enkel met troostende woorden van berusting. Componisten zoals Karel Miry hebben zijn liederen getoonzet. Zijn cantate Cassandra werd in 1893 bekroond en door Gentil Antheunis in het Frans vertaald. Voor De familie Wandels kreeg hij in 1896 de prijs van het Davidsfonds.

Isidoor Albert en Gent

Hij werd geboren in het Prinsenhof maar woonde datzelfde jaar nog in de Pensenstraat en het jaar daarna op de Kaatsplaats. In 1867 treffen we hem in de Lange Beenhouwersstraat, twee jaar later in de Hooi en vervolgens aan de Kleine Huidevettershoek (1985) van waar hij in hetzelfde jaar nog naar Destelbergen trok. Bij de volkstelling van 1891 woonde hij opnieuw in Gent, aan de Kleine Huidevettershoek, vervolgens in de Meersstraat en vanaf 1909 in de Lostraat. In 1925 werd hij geïnterneerd in een instelling te Merksplas waar hij verbleef tot ca. 1927, jaar waarin hij “van ambtswege” werd geschrapt uit de Gentse bevolkingsregisters. Vanaf 1930 zou hij in Brussel gewoond hebben. Plaats en datum van overlijden zijn onbekend.

Na zijn studie aan de Normaalschool werd hij gemeenteonderwijzer in Gent (1883-1885), later bediende in het Gentse stadhuis (vanaf 1895), medewerker aan dagblad Het Volk en zaakwaarnemer. Hij was ook bibliothecaris van het Nederlands Toneel Gent en secretaris van de Belgische toneelschrijversbond. Bij de volkstelling van 1901 werd eveneens “letterkundige” als beroep genoteerd.

Zijn toneel- en zijn declamatiestukken en lyrische gedichten verschenen bij verschillende Gentse drukkers (Siffer, Dullé-Plus, Buyck, Roegiers-Van Schoorisse, Stepman, Hoste...). Zijn enige met Gent verbonden treurspel is Boudewijn Hapken, waarmee hij de driejaarlijkse staatsprijs voor toneel 1892-1894 won. Hapkin is de bijnaam van de Vlaamse graaf Boudewijn VII of Boudewijn met de Bijl (1093-1119), die al op jonge leeftijd verwikkeld geraakte in de strijd om het graafschaf Vlaanderen en op zeer harde wijze de godsvrede handhaafde; zijn beeld siert ook de gevel van het Gentse stadhuis.
Het blijspel Gebroken harten werd in 1898 bekroond met de Gentse literaire prijs. Uit zijn Gentse onderwijzerspraktijk stamt ook ’s Levens kweekschool (1885), een bundel gedichten voor de jeugd.

[Jean-Paul den Haerynck]

Over Isidoor Albert:

  • Karel M.J. Lybaert (jr.): Onze mannen : Isidoor Albert, in: Vlaamsch en vrij, jrg. 1 (1895), nr. 29, p. 470-471
  • Boudewijn Hapken, in: Gentsch museum, jrg. 1 (1895-1896), nr. 2, p. 37-40
  • Maurits Sabbe, Lode Monteyne en Hendrik Coopman: Het Vlaamsch tooneel (1927), p. 236-239