Men hore [Anseele] in zijn eigen taal, zijn Gents dialect, de zo soepele, kernachtige spraak, ruig en ruw, zo geestig ondeugend en slecht gemanierd, een beetje canaljeus zelfs
ADELHOF, ANGELUS
(Gent?, tweede helft 18de eeuw - Gent?, eerste helft 19de eeuw)
Negentiende-eeuws Gents dichter en marktzanger die in 't Landeken van Herodes woonde (bij De Briel, nu in de omgeving van het Sint-Lucasziekenhuis).
Voor de Maatschappij De Eendracht (La Concorde, Gentse benaming: Groot Verkenskot), dichtte en zong hij in 1826, in aanwezigheid van burgemeester Joseph van Crombrugghe, een Gentsch liedeken (gepubliceerd in het tijdschrift Gentsch museum, jrg. 1 (1895-1896), afl. 2, p. 185-186).
Wellicht vond het optreden plaats in de nu verdwenen hotels Papejans en Limnander (vroeger op de hoek van de Korte Meer en de Kouter), een bolwerk van de orangisten. Overigens was Van Crombrugghe in 1825 door koning Willem I als burgemeester van Gent aangesteld. Adelhofs lied is een onvervalste ode aan de eenheid tussen België en Nederland binnen het Verenigde Koninkrijk der Nederlanden.
[Joël Neyt]
Over Angelus Adelhof:
- Albert Schouteet: Angelus Adelhof : een Vlaams dichter en liedjeszanger, in: Biekorf, jrg. 88 (1988) nr. 4, p. 392-398