Zoo stoot het Steen der Graven langs de Lieve, / symbool van leed en nooit verstorven klacht, / vooraan op ’t plein (...) / Een huizenrei van donkre weelde en pracht.

Adolf Herckenrath (1947)

Terug naar index

Cyriel Buysse en Virginie Loveling: Levensleer (1912), ook opgenomen in Cyriel Buysse: Verzameld werk, dl. 3 (1975), p. 1118, geciteerd naar Tania Desmet: Kijken met Cyriel Buysse (2009), p. 133

IN EEN OUDE VLAAMSE STAD

We volgen hoe het dienstmeisje Jeannette ’s avonds naar huis terugkeert (in de Brandstraat) – nadat ze het burgershuis van de familie Verpoest nabij de Dampoort heeft verlaten – en hoe ze herademt in de openheid van de Gentse rivieren.

Het was een verre tocht voor Jeannette om bijna dagelijks, van de Dampoort 's avonds naar de Brandstraat terug te keren. Maar zij was betrekkelijk jong en zo moedig. Zij was het slaven gewend.

Eerst door de Dampoortstraat, met haar vuile modder bij regendag en het vele gerij van wagens en trams, met de botsing van de voetgangers op de smalle trottoirs.
De lucht deed haar goed, hoe koud of hoe slecht het weer ook wezen mocht. Na een hele dag schrobben en schuren binnenshuis of het ontzenuwend, verzwakkend aan de kuip staan in de warme walmen van de zeeploog, was ze soms blij dat de familie Verpoest zo ver van haar afwoonde.
Aan de hoek van de Damstraat gekomen, aarzelde zij telkens: zou ze langs het Steendam en over de Vrijdagmarkt gaan, of langs de Rode Torenstraat? Soms koos zij het ene, soms koos zij het andere. En tussen de twee bruggen, die, de ene rechts, de andere links, naar die straten leiden, bleef zij een wijle roerloos staan. Het was er zo vrij, zo open, men snoof er de lucht met volle teugen op. Er lag iets geheimzinnig-aanlokkends voor haar in dat ruisend, donker, neerstortend sluiswater, zo onrustig hier, zo kalm een eindje verder, niet de vele gaslichten die er, uiteenlopend in glansvlekken en spatten, in lange, rimpelige strepen naar de diepte, zich als maneschijn weerkaatsten.
Jeannette dacht volstrekt niet, dat het daar heerlijk was. Maar zij onderging een onbewuste indruk van grootsheid en genot. Het was iets verkwikkends, dat over haar kwam, net als het haar onwillekeurig verprilde de sterren boven haar hoofd te zien pinken bij mooie avondstond.

--------------------------------------------------------------------------------

Cyriel Buysse en Virginie Loveling: Levensleer (1912), ook opgenomen in Cyriel Buysse: Verzameld werk, dl. 3 (1975), p. 1118, geciteerd naar Tania Desmet: Kijken met Cyriel Buysse (2009), p. 133

Interne links

[Auteurs] Buysse, Cyriel
[Auteurs] Loveling, Virginie
[Auteurs] Bonheyden, Louis