De stad was vol vreuchden in alder manieren / Men sach de straten behanghen, de husen versieren, / (...) / De straten laghen vol groote vieren

Lieven Bautken (1500)

Terug naar index

Snoecks

(1925-2022)

Sedert 1925 door het Gentse familiebedrijf van drukkers en uitgevers Snoeck-Ducaju uitgegeven algemeen-cultureel jaarboek met in elke aflevering een mengeling van bijdragen over kunst, fotografie, film, sport, toerisme, sterrenkunde en dies meer. maar waarin de literatuur prominent aanwezig was en is. Aanvankelijk berustte de leiding bij Fernand (Nand) Snoeck. Hierna beperken wij ons voornamelijk tot de literaire bijdragen. Snoeck-Ducaju was eerst gevestigd aan de Korte Meer, thans aan de Begijnhoflaan.

De titel van het jaarboek evolueerde als volgt: van 1925 tot en met 1966 Gro(o)te Snoeck’s almanak, in 1967 Snoeck’s almanak, in 1968 Snoeck’s en vanaf 1969 kortweg Snoecks. Van 1968 tot en met 1971 werd de ondertitel literair jaarboek voor Zuid en Noord toegevoegd. Vanaf 1969 bestaat de ondertitel uit de vermeldingen literatuur (steeds vooraan) en vervolgens, wisselend, aandachtsrubrieken als kunst, film, toneel, mode, reportages, toerisme en andere.

Overduidelijk was deze Grote Snoeck bij de start (en nog tot 1959) zwaar schatplichtig aan de zgn. “kleine” Snoeck’s almanach voor het jaar O.H. Jesu-Christi...) die reeds vanaf 1782 onder een blauwe omslag verscheen; Het was een bonte mengeling van heiligenkalenders, weervoorspellingen en overzichten van jaarmarkten voor het komende jaar, praktische informatie en tips voor boeren en tuinders, moppen, vlotte verhaaltjes e.d. Die schatplicht ging zover dat de Grote Snoeck jarenlang als “een aanvulling” van de kleine Snoeck’s almanach werd gepresenteerd, dat hij jaar na jaar werd aangekondigd als (bv.) “de 155e jaargang van kleine Snoeck’s almanach” en tegelijk de “13e jaargang van Groote Snoeck’s almanak”, dat hij (tot 1941!) voor een behoorlijk deel dezelfde inhoud bracht, dat hij ook onder een blauwe omslag verscheen en dat hij – tenslotte – tot de helft van de jaran ’50 dezelfde, wat oubollige, lay out kreeg. De doelstelling van de Grote Snoeck was in 1925 nochtans ànders dan deze van klein broertje. De Grote Snoeck wilde vooral meer literatuur brengen met mengelwerk, essays en ook foto’s.

De geschetste overeenkomst tussen beide publicaties heeft in de aanvangsjaren veel gevestigde auteurs ervan weerhouden (eens een Cyriel Buysse uitgezonderd), mee te werken aan de nieuwe publicatie. Blijkbaar wilden zij liever niet vereenzelvigd worden met het in literaire kringen allicht als (te) volks beschouwd imago van de almanach. Lange tijd – bijna tot de Tweede Wereldoorlog – moest dan ook worden geput uit de 19de-eeuwse literatuur (Hendrik Conscience, Hendrik Tollens, Anton Bergmann e.a.). Wel vond men een aantal volksschrijvers bereid tot medewerking (o.m. Lodewijk de Vriese en Jan Cleppe) en zeker heeft ook Nand Snoeck (zelf auteur van verhalen en toneelwerk) een behoorlijk deel van de (meestal niet-ondertekende) kopij geleverd.

In 1941 nam Yvonne Snoeck zich voor om voortaan lectuur te brengen “van nog beter gehalte”, vooral “van goede hedendaagse Vlaamsche schrijvers”. Ondanks de oorlogsomstandigheden (verminderde contactmogelijkheden en papierschaarste) lukte haar dat tijdens de Tweede Wereldoorlog behoorlijk, met namen van jongeren (o.m. Johan Daisne, Hubert Lampo en Hugo Claus) en wat ouderen (o.m. Richard Minne, Willem Elsschot, laatstgenoemde was zelfs jarenlang publiciteitsagent van Snoeck).

Opmerkelijk is dat in de jaren ’50 en ’60 naast gevestigde namen, ook tal van Vlaamse jongeren opdoken in de kolommen van Snoecks (de generatie Jos Vandeloo, Frans Sierens en Ward Ruyslinck). In de helft van de jaren ’50 luidden o.m. een glanzende omslag en een van jaar tot jaar meer verzorgde presentatie de vernieuwing van het jaarboek in.

1968 werd een inhoudelijke trendbreuk. Men wilde doorbreken naar Nederland. Dat manifesteerde zich al met een toegevoegde ondertitel “... voor Zuid en Noord” (zie hoger) maar ook met het opnemen van meer gekende Nederlandse auteurs, Godfried Bomans, Cees Buddingh’, Bibeb en anderen.

Kenmerkend voor de jaren ’70 en ’80 was het toespitsen van de aandacht op Vlaamse, Nederlandse én buitenlandse prozaschrijvers met naam. Debutanten kwamen er nu nog maar zelden in voor. Die trend zette zich nadien door, wat het prozagedeelte betreft met opmerkelijke aandacht voor buitenlandse auteurs.

De vernieuwing van 1968 hield meteen ook het opnemen van een aantal vaste (en nog steeds bestaande) rubrieken in: literaire prijzen voor Nederlands- en anderstalige literatuur en overzichten van de eveneens Nederlands- en anderstalige literaire productie van het voorbije jaar. Vanaf 1984 werd daaraan nog een jaarlijks overzicht van de belangrijkste overleden auteurs aan toegevoegd. Voor al deze vaste rubrieken kan worden gezegd dat ze bescheiden startten maar dat ze van jaar tot jaar in omvang toenamen.

Het zou verkeerd zijn, Snoecks een écht literair jaarboek te noemen. Het is een algemeen-cultureel magazine met een inhoudelijk grote diversiteit. Sedert 1968 werd het jaar na jaar omvangrijker, fraaier verzorgd en geïllustreerd, de laatste decennia modieus frivoler ook (het vrouwelijk schoon niet schuwend). De literatuur blijft er nochtans constant in aanwezig, voornamelijk met goedgeschreven, vlotlezend prozawerk van gekende – niet het minst buitenlandse – auteurs. Globaal genomen is de verdienste van Snoecks, op literair gebied, dat het in al die jaren honderden auteurs een zeer breed algemeen publiek gaf, of – zoals Karel Jonckheere het uitdrukte: “Zowel de wetenschapsman als de beste romancier klommen in hun pen om van de doorsneelezer te pogen een honnête homme te maken”.

[Frans Heymans]

Over Snoecks:

  • Lode Zielens: Den lezer saluyt, in: Snoeck’s groote almanak 1945 (1944), p. 2-5
  • Hugo Tomme: Een datum: 175 jaar almanak van Snoeck, in: Snoeck’s grote almanak 1958 (1957), p. 16-17
  • Daan Boens: Inleiding, in: Snoecks grote almanak 1964 (1963), p. 3-4
  • Ernest Claes: Inleiding, in: Snoeck’s grote almanak 1965 (1964), p. 3-6
  • Karel Jonckheere: Een grote Snoeck, in: Snoecks 1969 (1968), p. 4-5
  • Serge Snoeck: Twee eeuwen Snoeck (1982)
  • Carine van Belleghem: De grote Snoecks als vulgarisator van Noord- en Zuidnederlandse letterkunde (1988). Niet-gepubliceerde thesis, Universiteit Gent, Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, academiejaar 1987-1988
  • Guido Lauwaert: Elsschot, Snoeck & De Ridder: een comercieel verbond met een literair trekje, in: Snoecks 2004 (2003), p. 501-517
  • Snoecks: index 1925-2003, in: Snoecks 2004 (2003) p. 519-541