Uw Kapitool, helaas! eene onvoltooide kroon, / Uw Belfroot, met den draak der kruisvaart overkronkeld, / En Bavo’s tempel, als zijn kunstjuweelen schoon.

Prudens van Duyse (1859)

Terug naar index

SARTON, MAY

(Wondelgem, 03.05.1912 - York, Maine, V.S.A., 16.07.1995)

Amerikaans schrijfster, dichteres en feministe, geboren als Eléanore Marie Sarton. Dochter van wetenschapshistoricus George Sarton, vanaf 1924 Amerikaans staatsburger. Opgevoed in Maine, in Engeland en in België bij Céline Limbosch-Dangotte, maakte ze op school in Ukkel kennis met Marie Closset (schrijversnaam Jean Dominique), haar levenslange “zielsverwante”.

Na een carrière in de New Yorkse theaterwereld en de verkenning van de culturele avant-garde in Parijs (Jean Cocteau, André Gide, Paul Valéry), debuteerde ze in 1929 in Poetry magazine. Encounter in april (1937) werd gevolgd door nog 15 bundels poëzie, verzameld in Collected poems : 1930-1993. Vooral haar gedicht Aids (uit Silence now, 1988) wordt veel geciteerd.

Met bioloog Julian Huxley (1887-1975) en zijn vrouw frequenteerde ze vanaf 1936 de Londense Bloomsbury-groep rond Virginia Woolf, door wie haar debuutroman nog sterk is beïnvloed; The single hound (1938) is een zoektocht naar de mysterieuze dichter Jean Latour (Jean Dominique!). Critici vonden haar aanklacht tegen senator MacCarthy’s heksenjacht, Faithful are the wounds (1955), haar meest indrukwekkende boek. In de cultroman Mrs. Stevens hears the mermaids singing (1965) heeft ze zich als lesbienne geout. Latere bestsellers waren As we are now (1973), een statement over de vernedering in bejaardentehuizen, en de empathische dagboeken Journal of a solitude (1973), A reckoning (1978), After the stroke (1988) en Endgame (1992).
Bijna al haar boeken en personages hadden een immense impact op het leven van vrouwen, maar de Sarton-mythe is vooral aangezwengeld door haar autobiografie I knew a phoenix (1954). Haar uitgebreide correspondentie wordt bewaard in de New York Public Library. In de jaren 1960 bereisde ze nog Griekenland, India en Japan. Ze is bijgezet op Nelson Cemetery en in de fenix op haar grafsteen vereeuwigd.
May Sarton werd bekroond met de Levinson Prize for Poetry 1993, verwierf 18 Amerikaanse eredoctoraten en was sinds 1958 “fellow of the American Academy of Arts and Sciences”. Martha Wheelock maakte met World of light (1976) een sterk filmportret over Sartons leven en de mensen die haar hebben beïnvloed.

May Sarton en Gent

Mays moeder Mabel Elwes was bevriend met kleuteronderwijzeres Maria Augusta de Taeye (1885-1976) en haar man Michel Thiery (1877-1950, onderwijzer in de Geitstraat, oprichter Stedelijk Schoolmuseum te Gent). Hun zoon Herman (schrijver Johan Daisne) ontmoette May Sarton als zesjarige leeftijdsgenote bij de familie Limbosch-Dangotte in de Pignon Rouge (Sint-Genesius-Rode). De indruk die May toen en ook later als ontluikend meisje en jonge actrice op Johan Daisne maakte, heeft hij vereeuwigd in De neusvleugel der muze (1959).

Drie boeken van May Sarton spelen gedeeltelijk in België. Naast Brugge in The single hound, komen Brussel en Gent aan bod in The bridge of years (1946); de personages van het burgerlijk maar progressief gezin tussen twee wereldoorlogen, zijn gemodelleerd naar haar vader George Sarton en haar dynamische surrogaatmoeder Céline Dangotte. In A reckoning (1978), het schokkende verhaal van een door kanker aangetaste vrouw, schetst Sarton via transposities het unieke “verloren paradijs van haar jeugd” in de Botestraat in Wondelgem: “Misschien kwam dat omdat alle diepgaande vragen in die tijd waren gesteld. Wat ze ook zou worden, had toen zijn onuitwisbare stempel gedrukt.” Dezelfde anekdotes en herinneringen aan die romantische cottage zijn in zuiverder vorm opgetekend in haar autobiografie I knew a phoenix (1954). Daar lezen we hoe het meubilair door May Sartons moeder nog speciaal voor het huis werd ontworpen, hoe de sprookjesachtige tuin op de 300 jaar oude eiken na door haar werd aangeplant en de hele familie op het spectaculaire “Gentse buitengoed” uitbundig kwam feesten.

De Sartons verlieten Wondelgem op 12 oktober 1914, keerden in 1919 kortstondig terug en verbleven toen afwisselend in Wondelgem en in het buitenhuis van Céline Dangotte in de Assels (Drongen), een omgeving die zowel door May als George Sarton is beschreven. De woning in Wondelgem werd tijdens W.O.I zwaar toegetakeld door Duitse soldaten (nu opslagplaats van een houthandel), de tuin werd volledig gesloopt bij de verkoop van het huis in 1919. Vooral die verwoesting heeft de toen zevenjarige May aangeslagen, haar eerste (onbewuste) levensjaren in Wondelgem werden sterk bijgekleurd door de melancholische verhalen van haar ouders.

May Sarton keerde tijdens haar schrijverscarrière geregeld terug naar Europa en België, maar verbleef zelden in Gent. Een uitzondering was de oprichting van de George Sarton leerstoel en de tentoonstelling in de Gentse Universiteit in 1984, bij het honderste geboortejaar van haar vader. Ze werd er rondgeleid door jeugdvriend en dokter Michel Thiery en las er een niet altijd vleiend portret voor van George Sarton. In 1998 werd in Wondelgem een straat naar haar genoemd (tussen de Aalbessenstraat en de Zakstraat).

[Jean-Paul den Haerynck]

Over May Sarton:

  • Margot Peters: May Sarton (1997)
  • Denise de Weerdt: De Sartons en België, in: Brood en rozen, (1999) nr. 1, p. 52-71
  • Marc Hooghe: May Sarton (1912-1995), in: Ghendtsche tydinghen, jrg. 28 (1999) nr. 2, p. 54-63, ook op internet: https://ojs.ugent.be/GT/article/view/6280
  • May Sartonstraat, in: Stadsmagazine, jrg. 8 (2005), nr. 10, p. 6