24 Juli [1916]. Voor een journalist wil dus naar Gent gaan zeggen, iets als oorlogscorrespondent worden, met al de gevaren, maar ook al het heroïsche, dat daar aan verbonden is.

Karel van de Woestijne (1916)

Terug naar index

PAUWELS, WERNER

(Gent, 07.01.1937 - ?, 03.01.2013)

Auteur van romans, verhalen en poëzie, tevens handelaar en beeldende kunstenaar.
In 1953 verschenen verhalen van hem in het Zondagsblad (bijlage van dagblad Vooruit), Het Laatste Nieuws, De Vlaamse Gids en De Periscoop.
Hij publiceerde geregeld gedichten in het jongerentijdschrift Het Antenneke. Dichten beschouwde hij als zijn roeping maar vanaf 1955 verwierf hij ook naam met zijn romans. Deze laatste worden gekenmerkt door een realistische, soms rauwe weergave van de feiten, een fragmentarische opbouw evenals een krachtige, emotioneel geladen taal. Typisch daarbij is zijn Vlaams woordgebruik (“Ik ben Vlaming en voel me daar goed bij”), ook volkstaal waarin men dikwijls dialectische wendingen en zelfs foutieve zinsconstructies aantreft. De auteur zet zich af tegen een materiële wereld en authenticiteit vindt hij belangrijk. Vertrekpunt van zijn verhalen is vaak een gegeven uit de realiteit (generatieconflict, begrafenis, relaties) waarbij het autobiografisch element een rol speelt.
In 1978 ontving hij voor zijn roman Dameshondje de Arij Sleeksprijs van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Hetzelfde jaar kende de provincie Oost-Vlaanderen hem haar romanprijs toe voor De tijd voor een lichaam én voor Dameshondje. In 1979 bekroonde de reeds genoemde Academie hem met haar Lode Baekelmansprijs, voor zijn roman Ik beware al die vare (1981), over de binnenscheepvaart (milieu dat hij zeer goed kent als telg uit een dergelijk gezin).
In 1980 werd zijn Zilveren pantsers als luisterspel uitgezonden door de toenmalige BRT; het werd nooit gepubliceerd.

Werner Pauwels en Gent

In meerdere werken komen in Gent gesitueerde passages voor en vaak stelt de auteur zich dan kritisch op tegenover het oude, donkere Gent van na de oorlog.
Ik beware al die vare – één van zijn meest levensechte romans – situeert zich in en rond het Gentse havengebied, tussen wal en schip. De Muide, de voorhaven en het kanaal Gent-Terneuzen komen aan bod.
In Dameshondje is er kort sprake van het Sint-Eligiusplein. In feite bedoelt de auteur het Sint-Elisabethplein waar zijn tante woonde.
In Geen zonen meer duiken volgende plaatsen (vaak terloops) op: het Belfort, de Sint-Michielsbrug, de Graslei en de Korenmarkt. Op p. 117-118 gaat het over de Gentse Feesten (de “stadsfeesten”).
Stop de tijger speelt zich af in Sint-Amandsberg, in en rond het flatgebouw “Isola Doma”, net niet op de hoek van de Waterstraat en de Hans Memlingstraat (Regenstraat en Rubensstraat in het boek). Het flatgebouw staat er nog. De eigenaars waren ooit schippers en de schroef in de voortuin verwijst daarnaar. De auteur heeft er twee jaar gewoond.

[Linda Sierens]

Over Werner Pauwels:

  • De Nederlandse en Vlaamse auteurs: van de Middeleeuwen tot heden (1985), p. 436-437
  • Car Flanders: Werner Pauwels, tussen tijger en vlinder, in: Oostvlaamse literaire monografieën, dl. 7, *(1985), p. 161-192 (met bibliografie, p. 185-186)
  • Pauwels, Werner, in: Winkler Prins van de Nederlandse letterkunde (1986), p. 305
  • Documentatiemap in Gentse Stedelijke Openbare Bibliotheek Gent