De stad was vol vreuchden in alder manieren / Men sach de straten behanghen, de husen versieren, / (...) / De straten laghen vol groote vieren

Lieven Bautken (1500)

Terug naar index

MoOYSON, EMIEL

(Gent, 09.01.1838 - Haut-Pré, Luik, 01.02.1868)

Gentse socialistische militant en dichter. Hij werd geboren als Emiel Trossaert, zoon van een kleinburgerlijk gezin dat aan de Gentse Kalandenberg woonde. Zijn Waalse moeder overleed enkele dagen na zijn geboorte. De informatie over zijn woonplaatsen in Gent, tijdens zijn jeugdjaren, is ietwat onduidelijk. Enkele maanden na zijn geboorte zou hij aan de Reep gewoond hebben. In juni 1843 verhuisde hij naar de Saliestraat.

In 1849 werd hij leerling aan het Atheneum aan de Ottogracht. Daar werden zijn Vlaamse gevoelens aangescherpt door zijn leraar Jacob F. Heremans. Zijn vader August liet in 1856 zijn naam veranderen in Moyson; zodoende werd ook Emiels familienaam veranderd. In augustus van datzelfde jaar verliet hij het ouderlijke huis om aan de Korenmarkt bij een oom te gaan wonen. In zijn laatste Atheneumjaar werd hij lid (en “geheimschrijver”, secretaris) van t Zal wel Gaan én van de vrijzinnige en Vlaamsgezinde culturele vereniging Van Crombrugghe’s Genootschap. Nadien studeerde hij korte tijd geneeskunde (1856-1857) aan de Gentse universiteit.

Zijn vroege verzen verschenen in Noord en Zuid, uitgegeven door ’t Zal wel Gaan. De eerste bundel daarvan – grotendeels zijn initiatief – werd in 1857 op de kerkelijke index geplaatst als “… losbandige, zedeloze, vuilaardige voortbrengselen, vol van afgrijselijke godslasteringen, van wulpse liedekens, van aanrandingen tegen de godsdienst en tegen de zeden, vol van de verfoeilijkste leeringen, waarin benevens den godsdiensthaat, eveneens de zedeloosheid, ook de revolutiegeest doorstraalt, en waarin men de taal der vurigste driften sprak en de ondeugd verheerlijkte”.

In juli 1858 verhuisde hij naar Brussel, in juli 1863 (om gezondheidsredenen) naar Blankenberge en in april 1865 opnieuw naar Brussel. Bij tal van gelegenheden, manifestaties en vergaderingen, keerde hij terug naar Gent.

Emiel Moyson nam enkele malen deel aan de Nederlandse Taal- en Letterkundige Congressen, o.m. aan het zevende congres, in september 1862 te Brugge, waar hij samen met Jacob F. Heremans en met kanunnik Jan Baptist David, het taalparticularisme van Hugo Verriest en Guido Gezelle hekelde.
In 1867 kreeg hij een prijs van het Gentse Vlaams Verbond voor zijn Werkmanslied én een prijs van de Nederduitsche Bond in Dendermonde voor de tekst van zijn Vredeslied. Zijn belang als literator is nochtans bescheiden. Dat ligt nog het meest in zijn sociale gedichten en gezangen. In 1869 werden zijn Liedjes en andere verzen gepubliceerd bij De Cort in Antwerpen, publicatie die hij tijdens zijn laatste levensjaar zelf had voorbereid.

Edward Anseele schreef een biografische roman over hem: Voor ’t Volk geofferd (1880). Virginie Loveling vertelde in de novelle Nopken (1907) over een ontmoeting met Moyson (toen die in 1862 in Nevele jurylid was voor een welsprekendheidswedstrijd). In Gentbrugge kreeg hij een straatnaam (tussen de Wolterslaan en de J. Delvinlaan). Verschillende Belgische verbonden van socialistische mutualiteiten werden naar hem genoemd, o.m. ook dat te Gent.

[Frans Heymans]

Over Emiel Moyson:

  • Avanti: Emile Moyson herdacht (1922)
  • Guy Vanschoenbeek: Meneer Emiel: de lotgevallen van een intellektueel in de arbeidersbeweging (1988)