Men hore [Anseele] in zijn eigen taal, zijn Gents dialect, de zo soepele, kernachtige spraak, ruig en ruw, zo geestig ondeugend en slecht gemanierd, een beetje canaljeus zelfs

Paul Kenis (1930)

Terug naar index

DAMBRE, OSCAR

(Vlamertinge, 12.11.1896 - Gent, 23.06.1972)

Literatuurhistoricus en letterkundige die ook schreef ook onder de pseudoniemen Rakso, Jan Vanderleye en Jan van Barnsteen.

Vanaf oktober 1914 was hij vrijwillig frontsoldaat en raakte hij betrokken bij de Frontbeweging. Op deze oorlogservaring kwam hij later in talrijke publicaties en redevoeringen terug, o.m. in zijn novelle Stampkot (1933, een geromantiseerd verhaal over de dood van de gebroeders Van Raemdonck) en in De offergang van de gebroeders Van Raemdonck (1934). Een fragment van zijn overigens nog moeilijk te vinden novelle staat op het internet, zie http://www.forumeerstewereldoorlog.nl/viewtopic.php?t=3873). In 1919 was hij medestichter van de “bedevaarten naar de graven aan de IJzer”.

Vanaf 1919 studeerde hij Germaanse filologie aan de Gentse universiteit. Zijn belangstelling ging vooral uit naar de geschiedenis van de Nederlandse letterkunde, meer bepaald naar de 17de-eeuwse literatuur. In 1922 doctoreerde hij op een biografische en letterkundige studie die in 1926 werd gepubliceerd onder de titel De dichter Justus de Harduijn, 1582-1641. De figuur van deze Gentse renaissancedichter zou hem de rest van zijn leven blijven boeien. In talrijke wetenschappelijke bijdragen publiceerde hij telkens weer door bijkomende studie verkregen nieuwe gegevens. Tevens bezorgde hij meerdere uitgaven van De Harduwijns werk.

Nadat hij van 1941 tot 1945 Nederlandse taal- en literatuur had gedoceerd aan de universiteit van Hamburg, werd hij in 1945 door de Belgische bezettingsmacht aangehouden en belandde hij in de interneringsinstelling in de Wollestraat (thans Warandestraat, zijstraat van de Dampoortstraat) te Gent. Twee jaar later werd hij vrijgelaten en in 1955 werd hij in ere hersteld. Van 1951 tot 1968 gaf hij les aan het Gentse Sint-Amandusinstituut.

Hij was medestichter van de S.V. Uilenspiegel, een Vlaams contactcentrum in Gent. In het kader van het Vlaamsch Hoogstudentenverbond-Gent stichtte hij de Studiekring voor Kunst en Letteren.

Van 1918 tot 1923 woonde hij in Gent, in de Nieuwpoortstraat. Nadien verhuisde hij naar het Henegouwse Thuin (waar hij lesgaf) en later naar Sint-Martens-Latem van waar hij in 1947 naar Gent terugkeerde om er achtereenvolgens te wonen in de Koning Leopold (II)-laan, de Tijgerstraat (vanaf 1949) en de Monterreystraat (vanaf 1965). Hij werd begraven op het Campo Santo in Sint-Amandsberg (graf C1-9-CS).

[Frans Heymans]

Over O. Dambre:

  • Dr. O. Dambre 70, in: Wetenschappelijke tijdingen, jrg. 25 (1966) nr. 6, p. 449-456. Met een uitvoerige bibliografie, samengesteld door F.A.J. Dambre
  • F[rans] A.J. Dambre: Oscar Dambre, een levensschets, in: Wetenschappelijke tijdingen, jrg. 33 (1974), nr. 3, p. 90-98. Ook in: Nationaal biografisch woordenboek, dl. 6 (1974), kol. 191-203
  • Maarten Vanginderachter: Dambre, Oscar, in: Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse Beweging, dl. A –F (1998), p. 858-859