… vrees voor 't zelfbehoud? O neen, neen, van wat belang is thans desnoods een menschenleven min of meer. Doch... al die arme jongens prijs gegeven aan verminking en aan dood!

Virginie Loveling (1914)

Terug naar index

BROECKAERT, ARTHUR

(Geraardsbergen, 23.02.1894 - ?, 13.06.1977)

Vlaams-nationalistische arts, muzikant, kunstminnaar en schrijver.
Hij was de zoon van drukker Gustavus Broeckaert en al een muzikaal talent voor hij zijn humaniorastudies aanvatte en in Leuven medicijnen studeerde. Na het uitbreken van Wereldoorlog I werkte hij bij het Rode Kruis, studeerde aan de Gentse universiteit (1916-1918) en in Luik. Hij was actief als muzikant en behoorde tot de vriendenkring van Constant Permeke, Gust de Smet en Stijn Streuvels.

Op literair gebied schreef Arthur Broeckaert veel gelegenheidsgedichten en vijf romans. Met uitzondering van de geromanceerde biografie Jan Palfijn (1936) zijn alle verhalen gebaseerd op autobiografische anekdotes en gebeurtenissen uit zijn geboortestreek, zoals Pieter Antoon Paeme (1941). In zijn werk klinken zijn geloofsovertuiging en zijn idealisme voor de Vlaamse zaak door. Albert Schrever roemde Broeckaerts unieke, zowel gedetailleerde als plastische, Streuveliaanse taal en stijl. Op kerstdag 1938, na het overlijden van zijn echtgenote, schreef hij nog het aangrijpende Van een stervende moeder.

Broeckaert was samen met zijn jeugdvriend (en latere literair vertaler) Peter Mertens lid van de Algemene Katholieke Vlaamse Studentenbond, waarover hij in 1930 een historisch accuraat verslag publiceerde, Roomdale’s jongelieden in de verzoeking en in de beproeving.

Arthur Broeckaert en Gent

In 1923 verscheen in Gent zijn debuutroman De verrassingen van Stijn.
Maar al op 17 augustus 1916 hield hij als student voor de AKVS een bezielde lezing die de kern van zijn volwaardig schrijverschap bevatte. Ze was bovendien in het Nederlands, in een periode waar het Frans nog steeds de officiële voertaal was. Verwijzend naar zijn grote voorgangers Hendrik Conscience, Guido Gezelle en Stijn Streuvels, naar de Vlaamse toon- en schilderkunst, en naar het in Gent tentoongestelde Lam Gods van de gebroeders Van Eyck, zette hij de jongeren aan hun emoties bij die kunstwerken te verwoorden en zich bewust te worden van de Vlaamse beschaving. Hij moedigde hen aan “om voor de ontwikkeling der vergetenen en verachterden te ijveren” en de werkersjeugd door een degelijke opleiding inde eigen taal “te ontrukken aan ’t koelieschap onder de Waalse mijnploutocraten of Franse boerenrenteniers”. Aan het slot van zijn toespraak stelde hij het verzet van de Vlamingen van Gent als voorbeeld.

Broeckaert getuigde – mede geïnspireerd door de Gentse hoogleraar Jules Persyn (1878-1933) – van zijn bewondering voor de Vlaamse Beweging en zijn totale inzet voor de Vlaamse ontvoogding. Persyns citaat “schoonheid is doorvoelde waarheid” zou hij trouwens opnieuw aanhalen in zijn latere oorlogsdagboek Gejaagd door de Stukas (1941).

Zijn bekendste en ook in het Duits vertaalde werk is zijn roman over Jan Palfijn, de Kortrijkse arts (1650-1730) die de verlostang uitvond. Daarin figureert ook de stad Gent tijdens de Honderdjarige Oorlog, naast de snel evoluerende levensbeschouwingen en religieuze overtuigingen in die periode.

[Jean-Paul den Haerynck]

Over Arthur Broeckaert:

  • Gaston Imbo: Broekaert Arthur, 3 bijdragen in: De Heemschutter, jrg. 1995, nrs. 141-142-143.
  • Pieter-Antoon d’Haese: Broekaert Arthur (1894-1977): geneesheer, Vlaamsnationalist, letterkundige, in: De Heemschutter, jrg. 1996, nr. 146, p. 5-8.
  • Albert Schrever: Volkstaal houdt stand, in: Geraardsbergen, zijn taalgebruik en zijn taaleigen (2004), p. 73-77