Men hore [Anseele] in zijn eigen taal, zijn Gents dialect, de zo soepele, kernachtige spraak, ruig en ruw, zo geestig ondeugend en slecht gemanierd, een beetje canaljeus zelfs

Paul Kenis (1930)

Terug naar index

BOSTEELS, FERNAND L.

(Ninove, 09.11.1906 - Gent, 10.09.1973)

Arts te Ledeberg (Gent), en schrijver van Goya’s Maja in de rij, een lang erotisch gedicht met Gentse verwijzingen.

Bosteels studeerde geneeskunde aan de Katholieke Universiteit Leuven en werd arts in Ledeberg. Hij woonde er aan het Kerkplein 31.
Van hem is slechts één werk bekend, Goya’s Maja in de rij (eigen beheer, 1968). Deze lijvige erotische roman draagt als ondertitel: “Posthuum gedicht van Anonieme, bewerkt door Dr. Fernand L.C. Marie Bosteels”, met de toevoeging: “Enkele passages werden gekastijd, snoeisels ervan bespaard tot later tijd.” Het boek bevat hilarische erotische poëzie met een ‘verwittiging’ vooraf: “Dit boek wordt afgeraden, is geen lectuur, voor lieden die allergisch zijn aan erotiek of aanstoot vinden aan het sexuele”.
De man was dokter en ging genadeloos met zijn scalpel de vrouw te lijf. Het dichtwerk wordt in het introducerende rijm zogezegd van zijn herkomst voorzien: titelloos en anoniem gevonden, zowel de volledige tekst als het nog onafgewerkte bijgevoegde ‘stramien’, verondersteld van de hand van een ‘Vrouw’ te zijn – wat bevestigd wordt door het verhaalperspectief.

De titel Goya’s Maja in de rij is ontleend aan een vers uit dit bijna 300 pagina’s tellende hymnische dichtwerk (“gestolen / als Rib uit ’t lijf dier Vrouw”), dat hoofdzakelijk in het Nederlands staat, maar ook enkele Franstalige fragmenten bevat.
De inleiding houdt een pleidooi voor het natuurlijke liefdeleven en het van godsdienst- en burgermoraal ontdane vleselijke genot, in tegenstelling tot de ‘lugubere’ sexvoorlichting die tot ca. 1930 ingeburgerd was in onze contreien. Daarna volgt een toelichting bij het dichtwerk van deze “inconnue”, een anonieme vriendin, waarbij de klemtoon ligt op de “dromerijen en verzinsels” in een welvoeglijke, spontane, maar “cordate gepaste liggende Taal” en op de inhoud ontleend aan Griekse sagen en mythen, dansen en ceremonies van primitieve volkeren. Het lijvige gedicht wordt er ook vergeleken met de Bilitis-zangen (1894) van Pierre Louÿs [zie aldaar] en De XXXX brieven aan Rolande (1944, in 1971 verfilmd als Rolande met de bles) van Herman Teirlinck [zie aldaar].
Het geheel wordt omspannen door een bezoek aan “ ’t Vleeswarenhuis”, zodat het hele werk aandoet als een hersenspinsel, ontstaan in de wachtrij voor de beenhouwerij. Bijna zeker deed Bosteels inspiratie op bij en refereerde hij aan het Groot Vleeshuis in Gent, een historisch gebouw uit het begin van de veertiende eeuw, aan de Groentenmarkt. De slotregel (op het epiloogvers na) toont die realistische verankering: “Op dat moment, gelijk een klok, / de stem des slagers (...)/ “Geen vlees meer!... Wij zijn uitverkocht!” (p. 273).

De uitgave is in Gent bewaard in de Universiteitsbibliotheek, de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde en het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis Dr. Maurits Gysseling. Het exemplaar in de Openbare Bibliotheek Gent draagt een opdracht aan Johan Daisne op het schutblad, gedateerd “21 december 1968”.

[Johan de Vos & redactie Literair Gent]

Over Fernand L. Bosteels:

  • Anonieme (bew. Fernand L.C. Marie Bosteels): Goya's Maja in de rij : posthuum gedicht van Anonieme (1968), inleiding p. I-XXIV