Uw Kapitool, helaas! eene onvoltooide kroon, / Uw Belfroot, met den draak der kruisvaart overkronkeld, / En Bavo’s tempel, als zijn kunstjuweelen schoon.
Erwin Mortier: Voor de stad en de wereld (2006), p. 29-31
Mit brennender Sorge (gedicht voor Antwerpen)
Vierde stadsgedicht van Erwin Mortier, opgedragen aan Antwerpen en genoemd naar de anti-nazistische encycliek uit 1937 van paus Pius XI.
Ik dank u mijn taal, omdat ik dagelijks in uw sleetse laarzen
door de straten van Babel mag dwalen en handel
mag drijven in beurse tomaten en dadels, en dat ik Babels
magen hoor gisten wanneer wij kauwen, ik dank u
voor het gif van de poëzie.
Voor de dans van de tong op de kantelen der tanden,
voor de cimbalen en de tempelbellen,
de wankelmoed van deze lettergrepen
en de razende slaap diep
in de magmakamers achter mijn stem.
Ik bid u mijn taal, houd ons vloeibaar, laat ons niet stollen
tussen de scherven van het dak
op het schaakbord in de ongeschreven hemel.
Laat de inkt hier van dit vel aflopen,
dat er inkt genoeg is om de groeven te vullen
als andere rampspoed zilt als vanouds
smaakt in het jongste woord.
Leg ons niet vast, vries ons niet dicht
in de harde knarsende wereld.
Blijf broos als geliefden, mijn taal, ik dank u
voor uw vluchtig bevingeren van lip op lip,
de klapwiekende microscopie
van de geest in de syllaben, voor het gefluister
dat al onze boeken doorbladert en in ons hoofd
de schroeven laat zingen.
Heb meelij met kokketterende meisjes,
bushokken in de schemering,
het vuil onder het viaduct, met de schamele
hebzucht van dichters en diamantairs,
het smeulende hout in de synagoge en de lange
lijst der vermisten. Spaar uw woede niet
noch uw deernis voor de klerk
die de namen noteert en tevreden vaststelt
dat de rekening klopt. Ik dank u,
voor uw zieke en oeverloze memorie,
voor de foetussen en de mummies, de reuzen-
geraamtes in de geschonden vitrine, de kale grammatica
van wervel knieschijf ligament
en voor de metastasen, de connotaties
wanneer onze tong zich in uw holten wentelt
als een slak. Ik bid u,
val ons niet samen in uw vouwen,
berg ons niet op in roversholen, laat ons
als lederen rollen verbrokkelen wanneer men
het deksel van de kruik licht
en hoopt het hiaat te dempen.