De stad was vol vreuchden in alder manieren / Men sach de straten behanghen, de husen versieren, / (...) / De straten laghen vol groote vieren

Lieven Bautken (1500)

Terug naar index

Napoleon Destanberg: Al de liberale liedjes en gedichten, 1846-1866 (1866), p. 119-121

Het Gentsch bier

REFRIJN.

Gentschen uitzet
Ge doet ons goed (bis.)
Al is dag’ ook al somwijlen wat uitzet,
Gentschen uitzet
Ge doet ons goed,
Gij giet de kracht en de vreugd in ’t gemoet.

I.

Een waalsche zoon, Toon Clesse, heeft u bezongen,
Meester in ’t vak, maar zijn gedicht is fransch.
Hij houdt van ’t bier, hij is een goede jongen,
Dichten lijk hij, daartoe zie ik geen kans.
Gentschen uitzet, enz.

II.

Maar toch mij dunkt dat ’t vlaamsche bier, zoo helder,
Ook in het vlaamsch een lofzang hebben moet.
Frisch en gezond komt d’uitzet uit den kelder,
Zijn witte kraag staat hem uitnemend goed.
Gentschen uitzet, enz.

III.

Eens, tot zijn schand, heeft men hem willen ijken,
Maar geen vlaamsch bier en past de slavenband,
Hij wilde niet met looden letters prijken,
Hij schuimt nu vrij in ’t vrije Vlaanderland.
Gentschen uitzet, enz.

IV.

’t Kost voor een pint niet meerder dan zes centen,
En ’t bier is kloek, als men het wijs geniet.
Dat men het volk dit goed wist in te prenten,
Dan had ’t kort nat zooveel verdwaalden niet.
Gentschen uitzet, enz.

V.

Lijk Clesse zei, het bier gaf aan ons vaadren
Moed in en kracht bij vree en bij gevecht,
’t Bloed vloeide hun onstuimig heen in d’aadren,
Ze waren vrij of stierven voor hun recht.
Gentschen uitzet, enz.

VI.

Och arme mensch! och! mocht het eens gebeuren,
Dat g’elken dag een lekker pintjen hadt;
Dan zoudt ge nooit verkwijnen en vertreuren,
En ’t waar een’ eer voor onze gentsche stad!...
Gentschen uitzet, enz.

Vind dit boek in de bibliotheek Gent

Interne links

[Auteurs] Destanberg, Napoleon