een plein in de stad waar de liefde je loutert, / een liefde die geen blad voor de mond neemt, / een mond die zich aanbiedt, een kus op de Kouter.

Lut de Block (2002)

Terug naar index

Lodovico Guicciardini: Beschryvinghe van alle de Nederlanden (1612, vertaling uit het Italiaans door Cornelis Kiliaan), p. 288-289 en 293, origineel citaat opgenomen in: Frans Heymans: Voor den duivel geen stap achteruit (1992), p. 18-19

Gent (1567)

Gent is, zoals sommigen schrijven, (…) ten tijde van Caesar Gaida genoemd, omwille van een sterk slot dat hij daar deed oprichten, met een tempel ter ere van Mercurius, op dezelfde plaats waar nu het Gravensteen staat. En jazeker, de schrijvers en het gewone volk menen meestal dat Julius Caesar de stichter van deze stad is geweest. Daarom schreef Petrarca [die Gent in 1333 bezocht, nvdr] in het verslag van zijn reis door Noord- en Zuid-Duitsland [inclusief de Habsburgse Nederlanden, nvdr] aan kardinaal Collonna onder meer: ‘Gandavum quoq; Iulio conditore superbum vidi”, d.w.z. ik heb ook Gent gezien, dat van zichzelf hovaardig beweert dat het door Julius [Caesar] is gesticht. (…)
Deze stad is door haar ligging heel sterk en schoon, een van de grootste steden in Europa, met mooie buurten en voorsteden, zo mooi dat ze vergeleken wordt met Milaan. (…)
Het houtwerk en de bouwwijze van zowel kerken als gewone en voorname huizen is in deze stad overal erg goed en aangepast aan hun status; waaronder enkele zeer oude kerken. (…)
Binnen de stadsmuren bevinden zich zesentwintig bewoonde eilandjes, gevormd door stromen en grachten. Naast vele kleine, zijn er achtennegentig grote bruggen, waaronder grote boten beladen met handelswaar en andere goederen kunnen doorvaren. Er zijn zes belangrijke watermolens geteld en meer dan honderd windmolens; en nog veel kleinere die deels door mensen, deels door paarden worden aangedreven. Ook werden binnen de stad Gent tot wel vijfenvijftig grote en kleine kerken, kloosters, opvangtehuizen en godshuizen geteld; waaronder ook die van vier actieve kloosterordes. (…)

Maar ongeacht de cijfers moet men vooral belang hechten aan de gematigdheid, voorzichtigheid en vroomheid van de rijke burgers; want zolang Gent bestaan heeft, hebben de burgers onderling in zo’n eendracht geleefd dat zij zich als één metalen muur verzet hebben tegen hun vijanden, dat de stad nooit is ingenomen of dat haar burgers eruit verdreven zijn. Zelfs voor de koning van Frankrijk zijn ze niet geweken; en dikwijls hebben ze heel Vlaanderen beschermd, vroom steunend op Gods hulp, maar daarnaast op eigen kracht en rechtvaardigheid (…)

--------------------------------------------------------------------------------

[Omzetting in hedendaags Nederlands] uit: Lodovico Guicciardini: Beschryvinghe van alle de Nederlanden (1612, vertaling uit het Italiaans door Cornelis Kiliaan), p. 288-289 en 293, origineel citaat opgenomen in: Frans Heymans: Voor den duivel geen stap achteruit (1992), p. 18-19

Interne links

[Auteurs] Guicciardini, Lodovico