11 September [1914]. Op straat durf ik het [dagblad] niet te ontplooien (…) Dat ik het op zak heb, is voor mij het bewijs dat Gent niet is ingenomen.

Karel van de Woestijne (1914)

Terug naar index

Albrecht Rodenbach: *Al de gedichten* (1888), geciteerde ed. *Verzamelde werken*, dl. II, 1956, p. 148-149
Klokke Roeland

Voorzang

Boven Gent rijst
eenzaam en grijsd
't oud Belfort, zinbeeld van 't verleden,
Somber en groots,
steeds stom en doods,
treurt de oude Reus op 't Gent van heden.
Maar soms hij rilt
en eensklaps gilt
zijn bronzen stemme door de stede.

Toezang

Trilt in uw graf, trilt, gentse helden,
gij, Jan Hyoens, gij, Artevelden:
“mijn name is Roeland, 'k kleppe brand
en luide storm in Vlaanderland.”

Voorzang

Een bont verschiet
schept 't bronzen lied
prachtig weêrtoverd mij voor de ogen;
mijn ziele erkent
het oude Gent;
't volk komt gewapend toegevlogen.
't Land is in nood:
“Vrijheid of dood!”
De gilden komen aangetogen.

Toezang

'k Zie Jan Hyoens, 'k zie de Artevelden,
en stormend roept Roeland den helden:
“mijn name is Roeland, 'k kleppe brand
en luide storm in Vlaanderland.”

Voorzang

O heldentolk,
O reuzenvolk,
O pracht en macht van vroeger dagen;
O bronzen lied,
'k wete uw bedied,
en ik versta 't verwijtend klagen.
Doch wees getroost;
zie 't oosten bloost
en Vlaandrens zonne gaat aan ‘t dagen.

Toezang

Vlaandren die Leeu! Tril, oude toren,
en paar uw lied met onze koren:
zing: “Ik ben Roeland, 'k kleppe brand
luide triomfe in Vlaanderland.”

Vind dit boek in de bibliotheek Gent

Interne links

[Auteurs] Rodenbach, Albrecht