Men hore [Anseele] in zijn eigen taal, zijn Gents dialect, de zo soepele, kernachtige spraak, ruig en ruw, zo geestig ondeugend en slecht gemanierd, een beetje canaljeus zelfs

Paul Kenis (1930)

Terug naar index

Napoleon Destanberg: *Al de liberale liedjes en gedichten, 1846-1866 (*1866), p. 56-57
De jongens van Gent, of: 't volk van Artevelde

VOLKSLIED

I.

Voor eten, drinken, zingen, springen,
Wie zijn er nooit zijn leven beu?
Wie kent er ’t fijn van al die dingen?
Wie vlecht al d’anderen den queu?

’t Zijn de jongens van Gent,
’t Is ’t volk van Artevelde,
Zij zijn als machtig helden
Toch overal gekend.
’t Is ’t volk van Artevelde,
’t Zijn de jongens van Gent….

II.

Wie kan zich uit den zak verblijden?
Wie houdt er van geen lang discours?
Wie kan geen armen mensch zien lijden?
Wie peist er op zijn arme broers?
’t Zijn de jongens van Gent, enz.

III.

Wie houdt er van geen kwade tonge,
Die alles afspiedt; alles pluist?
En wie veracht de kromme sprongen?
Wie heeft voor spreuk: recht voor de vuist?
’t Zijn de jongens van Gent, enz.

IV.

Dat men eens aan ons land moest komen,
Wie zou er zeggen: ’t is te straf?
Wie zou er vechten zonder schromen?
Wie zou er op kloppen lijk op kaf?

’t Zijn de jongens van Gent,
’t Is ’t volk van Artevelde…
Zij zijn als machtig helden,
Toch overal gekend,
’t Is ’t volk van Artevelde,
’t Zijn de jongens van Gent!...

Vind dit boek in de bibliotheek Gent

Interne links

[Auteurs] Destanberg, Napoleon